Onderpresteren voorkomen

30 januari 2024

Als leerlingen zich nauwelijks hoeven in te spannen voor een goed resultaat, doorlopen ze geen evenwichtig leerproces. Een goed resultaat of een hoge prestatie betekent niet dat ze iets hebben geleerd of dat ze niet meer kunnen bereiken.

Als leerlingen bovengemiddeld of hoog presteren, maar binnen hun comfortzone, noemen we dat relatief onderpresteren. Absoluut onderpresteren is als leerlingen minder laten zien dan ze kunnen en resultaten halen die lager zijn dan het gemiddelde of de rest van de klas.

Afbeelding presteren

Onderpresteren kan vergaande gevolgen hebben. Als dit langere tijd speelt, kunnen leerlingen hun motivatie kwijtraken om te leren en hun grenzen te verleggen. Ze willen of durven dan niet meer te leren. Dit is vaak een lastig proces met een opeenstapeling van onderliggende problematiek: onder andere veel zelfkritiek, een negatief zelfbeeld en geen fijne relatie met leraren en begeleiders. Daardoor is dit proces moeilijk om te keren. Het risico bestaat dat deze leerlingen uiteindelijk niet meer functioneren in het onderwijs en daardoor uitvallen. Ze verlaten het onderwijs zonder diploma.

Volgens een rapport van de Onderwijsraad (2007) presteert 10% van de basisschoolleerlingen onder verwachting. Dit percentage neemt toe naarmate het veronderstelde potentieel op basis van IQ-scores toeneemt. Maar liefst 30% van de leerlingen met een IQ van rond de 130 is aan het onderpresteren. Bij zeer hoge IQ-scores is dit percentage zelfs 60%. En dat terwijl nieuwsgierigheid en leergierigheid zo kenmerkend zijn voor begaafde leerlingen!

Voorkomen is dus beter dan genezen. Zorg ervoor dat leerlingen relevante leerervaringen op kunnen doen binnen een rijke leeromgeving. Laat het niveau van het aanbod aansluiten op het niveau van de leerling. Leerlingvolgsystemen bieden bijvoorbeeld aanknopingspunten om het vaardigheidsniveau van een leerling te bepalen. Door te toetsen op maat (doortoetsen) kun je het niveau nauwkeuriger bepalen.

Hou ook rekening met het hoge leertempo van (hoog)begaafde leerlingen, die twee tot vijf keer zo snel leren als gemiddelde leerlingen. Ze hebben minder oefening en herhaling nodig en dit vraagt om het compacten van de reguliere lesstof.

Zorg dat de verrijking/verdieping aansluit bij de behoeften en interesses van leerlingen en blijf in gesprek over wat ze nodig hebben. Geef feedback op de processen en producten van je leerlingen en vooral feedback op hun inzet. Blijf hoge verwachtingen houden van de ontwikkelmogelijkheden van je leerlingen, want dit komt een groeimindset van de leerlingen ten goede (Dweck, 2011).