Profielen

29 januari 2024

Begaafdheid kan op verschillende manieren in gedrag tot uiting komen. De ontwikkeling ervan is het resultaat van ervaring en aanleg.

Bij deze ontwikkeling moet rekening gehouden worden met de interactie van emotionele, sociale, cognitieve en fysieke factoren. Al deze gebieden hangen met elkaar samen en werken op elkaar in.

Op grond van jarenlange ervaring in de vorm van observaties, interviews en literatuuronderzoek hebben Betts & Neihart (1988; 2010) zes profielen opgesteld. Deze profielen verschaffen informatie over gedrag, gevoelens en behoeften van verschillende typen begaafde en getalenteerde leerlingen. Dit leidt tot een beter begrip en is van belang voor het stimuleren van persoonlijke groei op cognitief, sociaal en emotioneel gebied.

Zes profielen

De profielen van Betts & Neihart

zelfsturend autonoom Zelfsturende autonome leerlingen...

...weten wat ze kunnen en laten dit ook zien. Deze leerlingen hebben een goed zelfinzicht en goede sociale vaardigheden. Ze werken zelfstandig, ontwikkelen eigen doelen, zijn ondernemend, komen op voor eigen opvattingen en nemen risico's. Deze leerlingen willen en durven te leren!

Hoewel dit de ideale leerling lijkt, blijft het belangrijk ook deze autonome leerling te ondersteunen. De focus ligt vooral op het faciliteren van mogelijkheden tot onbegrensd leren.

Aangepast succesvol Aangepaste, succesvolle leerlingen...

...leveren goede prestaties, maar presteren niet naar eigen vermogen. Er is daarom sprake van relatief onderpresteren. Deze leerlingen zijn perfectionistisch ingesteld en willen graag succesvol blijven. Ze vermijden risico's en kunnen zich afhankelijk opstellen van volwassenen, bijvoorbeeld door onnodig bevestiging te zoeken van de leerkracht om zeker te weten dat iets goed is en om te voorkomen dat er fouten gemaakt worden.

Deze leerlingen zijn erg gevoelig voor en gericht op het voldoen aan verwachtingen van anderen. Als ze niet gestimuleerd worden om om te gaan met uitdagingen boven het beheersingsniveau (de zone van naaste ontwikkeling), bestaat het risico op het ontwikkelen van faalangst en onderduikend gedrag.


Onderduikend Onderduikende leerlingen...

...doen alles om niet op te vallen en ondermijnen hiermee het belang van de ontwikkeling van hun begaafdheid. De leerlingen vermijden uitdagingen, zijn erg onzeker en faalangstig. In hun perceptie zijn hoge prestaties en sociale acceptatie onverenigbaar. Onderduikende leerlingen zoeken sociale acceptatie en wisselen in vriendschappen, maar hebben moeite om echt hun plek te vinden, weten niet goed wat ze zelf eigenlijk willen en streven vrijwel geen eigen doelen na.

Deze leerlingen passen zich te veel aan en kunnen psychosomatische klachten ontwikkelen, zoals hoofdpijn en buikpijn. Er bestaat een risico dat ze zich verder terugtrekken, depressief worden en uiteindelijk uitvallen in het onderwijs door gebrek aan een reëel perspectief op hun mogelijkheden.

Uitdagend creatief Uitdagende creatieve leerlingen...

...zijn creatief en komen met bijzondere oplossingen of invalshoeken. Ze nemen scherp waar en zien uitzonderingen, ook op regels. Ze staan kritisch tegenover beweringen en nemen niet zomaar iets aan, ook niet van de leerkracht. Deze leerlingen komen op voor hun opvattingen, zijn eerlijk en (te) direct. In hun werkwijzen en gedrag zijn ze inconsistent, waardoor ze wisselende resultaten halen. Ze zijn competitief ingesteld en kunnen grote stemmingswisselingen laten zien.

Deze leerlingen hebben behoefte aan erkenning van hun sterke kanten en willen graag gezien worden, met name voor hun creativiteit.

Dubbel bijzonder Dubbel bijzondere leerlingen...

...laten, naast kenmerken van begaafdheid, ook kenmerken van leer- en/of gedragsproblemen zien. Wanneer de gesignaleerde problemen op de voorgrond staan, worden begaafdheidskenmerken vaak onvoldoende herkend. Het kan ook zijn dat een leerprobleem niet onderkend wordt door sterke compensatiemogelijkheden als gevolg van de (hoog)begaafdheid. Deze leerlingen werken inconsistent, presteren gemiddeld of minder, verstoren en zijn chaotisch.

Hoewel een leer- of gedragsstoornis oorzaak kan zijn van gesignaleerde problemen, kan ook een gebrek aan herkenning van de mogelijkheden van deze leerlingen de oorzaak zijn van afwijkend gedrag of tegenvallende prestaties. Er bestaat dan een risico dat deze leerlingen onjuist gelabeld wordt en inadequaat ondersteund worden in de ontwikkeling van hun talenten.

Risicoleerling 1 Risicoleerlingen (drop-out 1)...

...zijn creatief en over het algemeen erg gevoelig. Deze leerlingen lopen risico om als drop-out niet meer deel te kunnen of willen nemen aan het reguliere onderwijs. Risicoleerlingen zijn niet gemotiveerd voor schoolse taken en zoeken buitenschoolse uitdaging om hun interesses te volgen.

Deze leerlingen hebben een negatief zelfbeeld: ze isoleren of verwaarlozen zichzelf, verstoren, bekritiseren zichzelf en anderen, voelen zich snel aangevallen of afgewezen. Drop-outs zijn absolute onderpresteerders (ze presteren gemiddeld of minder) en hebben baat bij alternatieve leerervaringen. Ze zijn op school fysiek aanwezig, maar voelen en tonen zich niet echt betrokken, of nemen zelfs onregelmatig deel aan het onderwijs. Er is een risico dat deze leerlingen uiteindelijk het onderwijs verlaten zonder diploma.

Risicoleerling 2 Risicoleerlingen (drop-out ll)...

...zijn het vertrouwen in zichzelf, school en omgeving kwijtgeraakt en zijn steeds vaker ziek. Deze leerlingen blijven dan thuis op grond van angsten en trekken zich terug in hun eigen (virtuele) wereld. Ze hebben een hoog risico op schooluitval.

Deze leerlingen hebben hulp nodig om weer vertrouwen te krijgen in zichzelf en de energie te vinden om zich te verbinden aan anderen en te durven laten zien wie ze zijn.