Gesprekken over het interpreteren van teksten in groep 3 en 4


In groep 3-4 is het belangrijk dat de leraar leerlingen leert om hun eigen kennis en ervaringen aan de inhoud van de tekst te koppelen. Hij stelt vragen en lokt reacties uit. Met die eigen kennis en ervaringen leren leerlingen om voorspellingen over de inhoud te maken, om inferenties te maken, om eigen ervaringen te vergelijken en om nieuwe informatie op te doen.
Leerlingen leren ook het communicatieve doel en de functie van een zakelijke tekst te herkennen. Ze leren het thema en de strekking van een tekst bepalen, ze leren achter de bedoeling van de schrijver te komen, ze leren de globale lijn en opbouw in een tekst te herkennen. Kinderen in groep 4 beginnen zich eerder op de inhoud van het verhaal te richten dan op de illustraties. Ze koppelen verwijzingen aan referenten, en ze maken inferenties. Dat gebeurt niet doordat ze daar expliciet naar gevraagd wordt, maar juist door over de inhoud van de tekst te praten of door andere activiteiten naar aanleiding van de tekst.

Inzicht in de manier waarop kinderen zakelijke en fictionele teksten interpreteren krijg je als leerlingen in een gesprek iets vertellen over:

  • Het begrip van de tekst in relatie tot zijn eigen kennis van de wereld?
  • Iets over de bedoeling van een tekst of tekstgedeelte?
  • De bedoeling van de schrijver?

In Leerstoflijnen Lezen beschreven lees je in paragraaf 3.2.3 meer over het begrijpen en interpreteren van leerlingen in groep 3 en 4 (p.137-138).

​Daar is Marokko! ​​

Maryam is in gesprek met de gesprekleidster en Safa pakt ondertussen een reisgids van Marokko van de tafel. Maryam vertelt de gespreksleidster dat ze in het weekend op Arabische les zit. Het lijkt of Safa daardoor getriggerd wordt "Hee, lees dit!" roept ze opeens en houdt de reisgids omhoog. Ze lezen de titel van de reisgids: Marokko. Maryam ziet dat op de voorkant een moskee staat (zet haar eigen kennis in). Safa geeft haar eigen interpretatie aan het fenomeen reisgids 'hoe moet je naar Marokko?'.

Ze doet net of er staat hoe je naar Marokko moet: "Eerst even rechtdoor, naar die kant, naar het vliegtuig."
Als de gespreksleider Maryam later in het gesprek nog vraagt waar het boek over zal gaan, zegt Maryam 'over de moskee'. Dit fragment illustreert dat Maryam en Safa hun kennis van de wereld inzetten om betekenis te geven aan de tekst: ze proberen de functie van de reisgids te duiden.

Onderwijsbehoefte

De kennis van het tekstgenre (de reisgids) is bij deze jonge kinderen nog beperkt. Een gesprek met de kinderen over wat er nou echt in een reisgids zou staan, zou hen helpen hun kennis over dit type tekst te vergroten. De Marokkaanse Maryam zou haar kennis over Marokko kunnen inzetten om haar voorspelling over de inhoud kracht bij te zetten.

​De racefiets

​Teun heeft een informatief boek over fietsen voor zich. Hij verkent wat er in het boek te lezen is en oriënteert zich daarbij op de afbeeldingen en doet zo voorspellingen over de inhoud van het boek. Hij vertelt "Daarom zitten ze hier ook achter computers, omdat ze hier zitten te ontwerpen". Op een pagina waarop iemand achter een computer zit te mailen, vertelt hij dat je daar mee dingen kunt versturen. "Er staat dan ook vaak een envelop bij. Dan kun je het [de afbeelding van een fiets] ook aan andere werknemers laten zien." ​

Bij de afbeelding van een racefiets zegt hij "Dit is een racefietser. Dat wist ik al. M'n vader heeft ook een racefiets". Hij ziet ook dat er VW op staat. "Dat is een auto". Die heeft zijn vader ook. Teun benut zijn kennis over fietsen en computers om betekenis te verlenen aan de afbeeldingen in het boek.

Onderwijsbehoefte

Teun zet zijn kennis in om de illustraties te interpreteren. Zo doet hij voorspellingen over de inhoud van het boek. Een volgende stap zou er uit kunnen bestaan dat hij gestimuleerd wordt om zijn voorspellingen te toetsen aan de inhoud van het boek door de teksten te lezen.

De tandarts ​

​Tessa bekijkt een poster van Plint - een poëzieposter met het gedicht Tandarts van Edward van de Vendel. Eerst bekijkt ze de afbeelding "Er zitten ook dieren op!" en ze benoemt de dieren die ze ziet. "En er staan ook letters bij hè", moedigt de gespreksleider haar aan. Tessa bekijkt de titel (Tandarts) en zegt "en dat gaat over de tandarts". Ze voegt eraan toe "Dat is over heel veel tanden, bijvoorbeeld slagtanden van een olifant, of hele grote tanden van een haai, of scherpe tandjes".

De gespreksleider vraagt haar of het een verhaaltje is dat er naast de tekeningen te zien is. Tessa begint prompt voor te lezen. "De hele dag vriendelijk en altijd geduld, maar wel elk kwartier een nieuw roofdier dat brult, Ze concludeert "Dus het is een soort van rijmpje". Dit fragment laat mooi de strategieën zien die Tessa hanteert om tot begrip van de tekst te komen. Ze oriënteert zich op illustraties en titel en verbindt daar conclusies aan. Ook als ze voorleest, koppelt ze meteen terug met welke tekstsoort we te maken hebben.

Onderwijsbehoefte

De hele dag vriendelijk
en altijd geduld,
maar wel elk kwartier
een nieuw roofdier
dat brult.

Tessa concludeert pas na het hardop voorlezen dat het hier om een gedicht gaat, terwijl ze zich al uitgebreid had georiënteerd op de uiterlijke kenmerken van de tekst (plaatjes en titel). Kan ze aan de manier waarop de tekst gepresenteerd wordt ook zien dat het hier om een gedicht gaat?