A7 Modelvorming

13 december 2019

De kandidaat kan in contexten een probleem analyseren, een adequaat model selecteren, en modeluitkomsten genereren en interpreteren. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.

Specificatie in de syllabus havo

De kandidaat kan:

  1. relevante grootheden en relaties in een probleemsituatie identificeren en selecteren;
  2. door het doen van aannamen en het maken van vereenvoudigingen een natuurwetenschappelijk probleem inperken tot een onderzoekbare vraagstelling;
  3. bij een natuurwetenschappelijk probleem een model selecteren dat geschikt is om het probleem te bestuderen;
  4. een model evalueren op basis van uitkomsten, verwachtingen en (meet)gegevens;
  5. een modelstudie op geschikte manieren presenteren.

Specificatie in de syllabus vwo

De kandidaat kan:

  1. relevante grootheden en relaties in een probleemsituatie identificeren en selecteren;
  2. door het doen van aannamen en het maken van vereenvoudigingen een natuurwetenschappelijk probleem inperken tot een onderzoekbare vraagstelling;
  3. bij een natuurwetenschappelijk probleem een model selecteren dat geschikt is om het probleem te bestuderen;
  4. een beargumenteerde schatting maken voor parameterwaarden van een model op basis van gegevens;
  5. toetsbare verwachtingen formuleren over het gedrag van een model;
  6. een model evalueren op basis van uitkomsten, verwachtingen en (meet)gegevens;
  7. een modelstudie op geschikte manieren presenteren.

De cursief gestelde specificaties gelden niet voor het CE, maar moeten specifiek in het SE getoetst worden. Dit zijn dan ook juist die specificaties waarbij leerlingen zelf actief met modelvorming bezig zijn al dan niet in een groepsopdracht.

Suggesties

De nummers 1 en 2 zijn algemeen en behoren tot de algemene vaardigheden die een leerling moet hebben. Deze onderdelen zijn ook nodig bij het oplossen van vraagstukken of het analyseren van een algemeen probleem. Deze vaardigheden worden in de klas vaak gebruikt bij het leggen van een relatie tussen een context en de bijbehorende probleemstelling of activiteit.

De cursief genoteerde onderdelen gaan over modellen zoals deze bijv. in Coach of Powersim kunnen worden opgesteld.

Het modelleren kan plaatsvinden bij het experimenteren, zoals bij een praktische opdracht of het profielwerkstuk. Bij grotere opdrachten kunnen leerlingen gebruikmaken van de NLT-module 'Dynamisch modelleren' (beschikbaar voor havo en vwo).


dit hoort bij