Doelen


De kerndoelen van de basisschool, van de onderbouw VO en de eindtermen van vmbo en van havo en vwo beschrijven wat leerlingen moeten leren op het terrein van formuleren en schrijfvaardigheid.

Kerndoelen onderbouw VO schrijfvaardigheid

Van de tien kerndoelen N​ederlands van de onderbouw van het voortgezet onderwijs (2004) gaan er vijf over formuleren:

  • Kerndoel 1 De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken.
  • Kerndoel 2 De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien.
  • Kerndoel 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.
  • Kerndoel 9 De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren.
  • Kerndoel 10 De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten.

Suggestie voor meer uitgewerkte doelen

De kerndoelen zijn erg globaal en slechts richtinggevend. Scholen en uitgevers werken ze uit en bepalen welk niveau leerlingen aan het eind van de onderbouw moeten bereiken. Effectief schrijfonderwijs is gebaat bij meer specifieke doelen. Een voorstel voor formuleren op zinsniveau:

  1. De leerling heeft een toereikende woordenschat om zich duidelijk en genuanceerd uit te drukken in verschillende situaties.
  2. De leerling kan variëren en spelen met zinsbouw en woordkeuze (synoniemen, metaforen) om zich binnen verschillende registers (bijvoorbeeld formeel-informeel) adequaat uit te drukken.
  3. De leerling ziet verschil tussen goede zinnen en slechte, onduidelijke zinnen en kan slechte (eigen) zinnen verbeteren.
  4. De leerling kan zich bij het schrijven verplaatsen in de lezer (publieksgerichtheid).
  5. De leerling ontwikkelt een schrijfbewustzijn, dat wil zeggen, de leerling
    - kent het verschil tussen schrijftaal (als standaardtaal) en spreektaal in geschreven vorm (zoals veelgebruikt bij chatten, sms-en en dergelijke) en weet in welke situaties hij schrijftaal moet gebruiken,
    - maakt tijdens het schrijven van zinnen bewuste keuzes op gebied van woorden en zinsbouw met het oog op het te bereiken communicatief effect.
    - kan het effect van (eigen) zinnen beoordelen.
  6. De leerling ontwikkelt een schrijfgeweten, dat wil zeggen, de leerling
    - heeft de wil om zinnen te maken die effectief zijn, die doel en publiek bereiken,
    - spant zich in voor het afleveren van een goede tekst, kijkt zijn zinnen na en verbetert ze zo nodig.