Kanttekeningen nederlands

28 januari 2020

De zes voorbeelduitwerkingen van lessen(series) voor hogere denkvaardigheden bij Nederlands zijn zodanig gekozen dat er spreiding over domeinen en schooltypen is. Er is geen sprake van een onderlinge relatie, afhankelijkheid of doorgaande lijn wat de zes uitwerkingen betreft.

Twee misvattingen over hogere denkvaardigheden willen we niet onbenoemd laten.

  1. Men zou bij het maken van een opdracht altijd op het laagste denkniveau uit de taxonomie van Bloom moeten beginnen. Dat zou vragen om een vaste opbouw, startend met vragen en opdrachten waarbij de leerlingen feitelijke kennis moeten reproduceren (herinneren), iets moeten uitleggen (begrijpen) of hun kennis in een bekende situatie moeten toepassen (toepassen).
    Dat  is niet het geval. Leerlingen kunnen direct een analyse-, evaluatie- of creatieopdracht krijgen. Uiteraard zullen zij bij een dergelijke opdracht vaak een beroep moeten doen op feitelijke, conceptuele en/of procedurele kennis die behoort tot het domein van de lagere denkvaardigheden. Dat is juist de uitdaging en het mooie van dergelijke ‘hogere orde-opdrachten’. Een weergave van de taxonomie van Bloom heeft vaak de vorm van een piramide – feitelijk zou een weergave waarin elk niveau als een tandwiel wordt gevisualiseerd meer passend en minder normatief sturend zijn:
  2. Opdrachten die betrekking hebben op hogere denkvaardigheden zouden alleen zijn weggelegd voor leerlingen uit hogere leerjaren en/of voor vwo-leerlingen.
    Gelukkig kunnen wel degelijk voor elk niveau en elk leerjaar opdrachten worden ontwikkeld die betrekking hebben op hogere denkvaardigheden. Het is daarbij wel zaak oog te hebben voor de complexiteit en omvang van de verschillende (deel-)opdrachten en de aansturing en instructie optimaal af te stemmen op het niveau van de leerlingen. Daarin zijn deze opdrachten uiteraard niet uniek: differentiatie en afstemming zijn immers kenmerken van effectief onderwijs.
    Oefenen van hogere denkvaardigheden impliceert dat leerlingen leren samen te werken, kritisch te denken en sociaal en cultureel vaardig te zijn. Als leerlingen deze vaardigheden beheersen zijn ze beter toegerust op hetgeen de samenleving in de 21e eeuw van hen vraagt.