Suggesties voor het verhogen/verlagen van de moeilijkheidsgraad

13 december 2019

Hieronder staan voor een aantal soorten vragen suggesties voor het verhogen/verlagen van de moeilijkheidsgraad van de opdracht.

Chronologievragen

Als je leerlingen vraagt een aantal gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde te zetten, dan wordt de moeilijkheidsgraad bepaald door in ieder geval de volgende factoren:

  • de mate waarin de gebeurtenissen in de tijd bij elkaar liggen: een chronologievraag wordt moeilijker naarmate de gebeurtenissen dichter bij elkaar liggen;
  • de mate waarin er een logisch volgordelijk verband tussen de gebeurtenissen bestaat: kunnen leerlingen via logisch redeneren op basis van hun kennis van een ontwikkeling tot het juiste antwoord komen? Als dat het geval is, zal de vraag voor leerlingen die hebben geleerd logisch te redeneren eenvoudiger zijn, dan wanneer er geen logisch volgordelijk verband tussen de gebeurtenissen is.

Open vragen

  • vragen waarin leerlingen een vergelijking moeten maken of een verklaring moeten geven zijn moeilijker dan vragen waarin zij alleen hun kennis moeten reproduceren;
  • vragen waarin leerlingen een toelichting op hun antwoord moeten geven zijn moeilijker dan vragen waarin zij dat niet hoeven.

Meerkeuzevragen

De moeilijkheidsgraad van meerkeuzevragen wordt onder andere bepaald door:

  • de kwaliteit van de vraag: als de afleiders onzorgvuldig zijn geformuleerd, waardoor een of meer van de afleiders snel als onjuist kunnen worden bestempeld, wordt de vraag eenvoudiger;
  • de mate waarin een meerkeuzevraag beantwoord kan worden op basis van globaal aanwezige kennis: zo'n vraag zal eenvoudiger zijn dan een meerkeuzevraag die leerlingen slechts kunnen beantwoorden via een logische redenering, waarbij duidelijk slechts een van de afleiders juist kan zijn;
  • het al dan niet vragen om een verklaring voor het gekozen antwoord: meerkeuzevragen worden moeilijker als je leerlingen vraagt een verklaring voor hun antwoord te geven. Niet alleen omdat er dan een grote begrip op het vermogen tot historisch denken en redeneren wordt gevraagd, maar ook omdat er ook een beroep wordt gedaan op hun taalvaardigheid.

Vragen met bronnen

Vragen bij bronnen (teksten, afbeeldingen, spotprenten) worden eenvoudiger:

  • als er meer sturing aan de vraag gegeven wordt, bijvoorbeeld door de leerlingen via een aantal stappen bij de hand te nemen om tot een goed antwoord te komen;
  • als lange bronnen inkort worden;
  • als bronnen opnieuw formuleerd worden.

Vragen bij bronnen (teksten, afbeeldingen, spotprenten) worden moeilijker:

  • als leerlingen gevraagd wordt een verklaring voor een antwoord te geven;
  • als hogere eisen aan het antwoord getseld worden, dat wil zeggen aan de gelaagdheid van het antwoord;
  • als de vraag meer open wordt geformuleerd.

Samenvatting voor het verhogen van de moeilijkheidsgraad van een opdracht

Je kunt ...

  • in een opdracht minder tussenstappen inbouwen/minder aanwijzingen geven of de opdracht opener formuleren;
  • van een gesloten vraag een open vraag maken;
  • de vraagstelling complexer maken;
  • in een opdracht meer verklaringen vragen;
  • hogere eisen stellen aan het antwoord;
  • een uitleg van het antwoord eisen;
  • vragen naar verbanden/relaties tussen ontwikkelingen;
  • kiezen voor meer dan één bron;
  • kiezen voor een complexere bron (moeilijker taalgebruik, hogere informatiedichtheid, antwoord minder expliciet te herleiden uit de bron).

Samenvatting voor het verlagen van de moeilijkheidsgraad van een opdracht

Je kunt …

  • in een opdracht meer tussenstappen inbouwen/meer aanwijzingen geven of de opdracht minder open formuleren;
  • van een open vraag een gesloten vraag maken;
  • het vragen naar een verklaring achterwege laten;
  • minder hoge eisen aan het antwoord stellen;
  • volstaan met een antwoord zonder uitleg;
  • het aantal bronnen tot één beperken;
  • de bron herschrijven of inkorten.