over digitale geletterdheid

13 april 2022

Indeling in vier domeinen

DG-figuur-nieuw

De vier domeinen van digitale geletterdheid zijn:

Maar wat houdt elk domein in? En waarom is het belangrijk dat leerlingen hier wat van afweten?
Hier lichten we dit per domein toe.

Voor je verder leest is het goed om je te realiseren dat deze domeinen niet op zichzelf staan, maar met elkaar in verbinding zijn. Je hebt bijvoorbeeld basisvaardigheden nodig voor het opzoeken van de juiste informatie en afbeeldingen op het internet. De domeinen zijn met elkaar verweven.

ICT-basisvaardigheden

ICT-basisvaardigheden zijn kennis en vaardigheden die nodig zijn: om de werking van computers en netwerken te begrijpen, om verschillende soorten technologieën te gebruiken én om de bediening, de mogelijkheden en de beperkingen van technologie te begrijpen.
Het begrip computer wordt hier breed gebruikt, niet alleen als personal computer, desktop of tablet, maar elk apparaat waarin een microprocessor is gebruikt.

Waarom ICT-basisvaardigheden?

ICT-basisvaardigheden zijn de onderlegger voor de andere domeinen van digitale geletterdheid. Om goed te kunnen functioneren in de huidige en toekomstige samenleving is het belangrijk dat leerlingen beschikken over voldoende basiskennis om gebruik te kunnen maken van verschillende vormen van technologie. De leerling beseft dat een computer niet een apparaat is dat zelfstandig gegevens genereert, maar dat zij zelf invloed kunnen hebben op de gegevens, de manier waarop deze gegevens in een computer terecht komen en de manier waarop de gegevens aan een gebruiker worden getoond.

Waarover gaat het bij ICT-basisvaardigheden?

Bij ICT-basisvaardigheden gaat het om kennis en vaardigheden om met digitale technologie om te gaan:

  • Basisbegrip ICT – het kunnen benoemen van functies van digitale technologie met computers en computernetwerken.
  • Infrastructuur – het kunnen benoemen, aansluiten en bedienen van hardware, het kunnen bedienen van verschillende apparaten en programma's en het kunnen opslaan en toegankelijk maken van informatie.
  • Standaardtoepassingen – het kunnen omgaan met programma's voor tekstverwerking en presenteren, maar ook programma's voor onder meer internetgebruik, beeldbewerking, samenwerking en betalingsverkeer.
  • Veiligheid – op de hoogte zijn van en kunnen omgaan met beveiligings- en privacyaspecten in het kader van persoonlijke en financiële gegevens en de persoonlijke gezondheid.

Mediawijsheid

"Weinig blijft onberoerd door het effect van media; media worden steeds meer context, inhoud en bemiddelaars van informatie, kennis en ervaring." […] Van elementen in een omgeving zijn media de omgeving zelf geworden." Zo werd de term 'mediawijsheid' in 2005 geïntroduceerd door de Raad voor Cultuur. In haar advies benadrukt de Raad hoe groot de impact van media op ons bestaan is.

In deze gemedialiseerde samenleving hebben burgers nieuwe competenties nodig om optimaal te kunnen functioneren, produceren en participeren. De Raad vat deze competenties in het begrip mediawijsheid als volgt samen: "het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld".

Waarom mediawijsheid?

De verwachting is dat de samenleving steeds verder zal medialiseren. Om optimaal mee te kunnen doen in de samenleving vol media is mediawijsheid onmisbaar. Het vinden van een baan, jezelf ontwikkelen en bijscholen, sociale contacten onderhouden, gezond blijven en zelfs gelukkig worden: voor al deze zaken wordt het steeds belangrijker dat mensen de mogelijkheden van nieuwe mediatoepassingen weten te benutten – en soms ook juist weten te weerstaan. Leerlingen hebben mediawijsheid nodig om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die media bieden, zowel in het onderwijs nu, als in de mediasamenleving van straks.

Waarover gaat het bij mediawijsheid?

Bij mediawijsheid gaat het om: kennis, vaardigheden en mentaliteit die nodig zijn om bewust, kritisch en actief om te gaan met media:

  • Medialisering van de samenleving – bewust zijn van en inzicht hebben in de steeds grotere rol die media in de samenleving speelt en het effect daarvan vanuit verschillende perspectieven kunnen belichten. Denk hierbij aan politiek, beleid, maatschappij, cultuur en het individu.
  • Media en beeldvorming – bewust zijn van en inzicht hebben in de manier waarop media de werkelijkheid kleuren, de rol herkennen die media kunnen vervullen bij beeldvorming en overdracht van normen en waarden en op welke manier media hierop van invloed zijn.
  • Media, participatie en identiteit – doelbewust, samen met anderen, participeren in sociale netwerken en daarop kunnen reflecteren; veiligheid, privacy en de participatie van zichzelf en anderen bewaken en beschermen.
  • Media creëren en publiceren – begrijpen hoe media gebruikt worden, zelf media kunnen creëren en produceren en daar doelen mee kunnen realiseren en er op reflecteren.

Digitale informatievaardigheden

Bij digitale informatievaardigheden gaat het om het scherp analyseren en kritisch beoordelen van informatie uit allerlei digitale bronnen op relevantie en betrouwbaarheid. Daarnaast gaat het om het systematisch zoeken en vinden van nieuwe informatie en het omgaan hiermee.

Waarom digitale informatievaardigheden?

Steeds meer informatiebronnen komen digitaal beschikbaar. Tegenwoordig kan iedereen wereldwijd snel en eenvoudig informatie publiceren door de steeds betere infrastructuur van internet. Daarnaast wordt informatie ook vaker gekopieerd, gemanipuleerd en breder verspreid. De hoeveelheid digitaal beschikbare informatie neemt daardoor exponentieel toe. Het wordt daarmee moeilijker om te bepalen welke informatie betrouwbaar is. Daarom is het van belang dat leerlingen op school vertrouwd worden gemaakt met digitale informatie en vaardig zijn in het gebruik hiervan.

Waarover gaat het bij digitale informatievaardigheden?

Bij digitale informatievaardigheden gaat het over:

  • Informatie zoeken – formuleren van een informatievraag en vastleggen welke gegevens nodig zijn om deze te beantwoorden, bepalen van zoekstrategieën en geschikte bronnen.
  • Informatie verwerven en selecteren – doelgericht en systematisch verzamelen van informatie op basis van zoek- en selectiecriteria, het selecteren van informatie op basis van bruikbaarheid en betrouwbaarheid.
  • Informatie verwerken – analyseren en interpreteren van informatie, een standpunt innemen en onderbouwen en bij een specifieke informatievraag ook deze beantwoorden en conclusies trekken.
  • Informatie presenteren – organiseren en presenteren van informatie uit diverse bronnen in tekst, tabel, grafisch en/of audiovisueel.

Computational Thinking (computationele denkvaardigheden)

Bij computational thinking (of computationele denkvaardigheden) gaat het om kennis hebben over en vaardig zijn in verschillende denkprocessen. Voor het oplossen van problemen, het ontwerpen van systemen en het begrijpen van menselijk gedrag worden concepten en werkwijzen gebruikt uit de informatica en de mogelijkheden van een computer of ander digitaal gereedschap.

Waarom computational thinking?

Veel maatschappelijke en wetenschappelijke vraagstukken kunnen niet zonder de hulp van computertechnologie opgelost worden. Bij deze vraagstukken is de rekenkracht van de computer nodig om tot een oplossing te komen.

Computational thinking richt zich op de vaardigheden die essentieel zijn om problemen op te lossen waarbij veel informatie, variabelen en rekenkracht nodig zijn. Het is daarbij belangrijk om te begrijpen hoe informatie tot stand komt zodat je computersystemen kunt benutten voor probleemoplossen, voor het denken in stappen en daarmee in voorwaardelijkheden voor volgorde van de benodigde gegevens. Het gebruiken van computertechnologie bij het zoeken naar oplossingen vraagt om inzicht in algoritmes.

Waarover gaat het bij computational thinking?

Bij computational thinking gaat het over:

  • Probleemoplossend denken – het (her)formuleren van een probleem zodat dit met behulp van een computer kan worden opgelost. Hierbij komen verschillende concepten aan de orde die in de informatica worden gebruikt, zoals probleemdecompositie en probleemabstractie.
  • Werken met digitale data – relevante tekstuele en cijfermatige data verzamelen, data logisch ordenen en analyseren, begrijpen, patronen vinden, conclusies trekken, grafieken evalueren of relevante statistische methodes toepassen. Ook hierbij passen verschillende concepten die in de informatica worden gebruikt: data verzamelen, analyseren en visualiseren, simulatie en modellering, automatisering en parallellisatie.
  • Procedures en algoritmes – gebruiken en zelf ontwerpen van een serie geordende stappen om een probleem op te lossen of een bepaald doel te bereiken.

Samenhang tussen de domeinen

"Iemand die informatievaardig is, is nog niet per se mediawijs of digitaal geletterd!"

De vier domeinen staan niet op zichzelf maar zijn met elkaar verbonden. Zo vormen bijvoorbeeld ICT-basisvaardigheden de onderlegger voor computational thinking, digitale informatievaardigheden en mediawijsheid. Computational thinking en digitale informatievaardigheden zijn met elkaar verbonden waar het gaat over strategisch signaleren, analyseren en (re)presenteren van een (informatie)probleem. En bijvoorbeeld bij mediawijsheid gaat het ook om competenties die te maken hebben met informatie vinden en verwerken.

Zie ook: