Voorbeelduitwerking K/5 Sociale verschillen

13 december 2019

Inleiding volgt.

Cursief: alleen voor kb en gl/tl.

Bij het concretisering van eindterm 6 en 7 kunnen de volgende aspecten aan de orde komen:

Met voorbeelden beschrijven wat sociale verschillen zijn en hoe die veroorzaakt worden en beschrijven/uitleggen hoe de plaats van een mens op de maatschappelijke ladder kan veranderen (sociale mobiliteit).

Gedacht kan worden aan:

  • voorbeelden geven van sociale ongelijkheid (arm-rijk, veel of weinig aanzien, macht);
  • ongelijkheid ontstaat doordat verschillen in bijvoorbeeld vooropleiding, sociaal milieu, sekse, etnische afkomst leiden tot verschillen in inkomen en/of aanzien;
  • voorbeelden geven van het stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder (sociale mobiliteit);
  • dat de plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder afhangt van zijn eigen inspanningen, maar ook van hoe anderen denken over de functie die iemand heeft of de groep waartoe iemand behoort;
  • voorbeelden geven van oorzaken voor het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder (onderwijs, een betere baan, vooroordelen, afkomst).

Voorbeelden geven van belangen van mensen in een bepaalde maatschappelijke positie en van conflicten die daarmee samenhangen. Beschrijven en uitleggen dat mensen vanuit hun maatschappelijke posities belangen hebben en hoe daardoor conflicten kunnen ontstaan.

Gedacht kan worden aan:

  • maatschappelijke posities met bijbehorende belangen;
  • in concrete situaties beschrijven/uitleggen dat er tegengestelde en gezamenlijke belangen zijn;
  • voordelen van het zich organiseren als belangengroep;
  • manieren om voor je belangen op te komen en welke middelen daarvoor gebruikt kunnen worden.

Maatregelen van de overheid ten aanzien van sociale ongelijkheid noemen. Overheidsbeleid ten aanzien van sociale ongelijkheid beschrijven en verklaren.

Gedacht kan worden aan:

  • voorbeelden van overheidsmaatregelen: belastingen, toeslagen, positieve actie, sociale voorzieningen, onderwijs;
  • uitleggen dat deze maatregelen de positie van groepen in de samenleving kunnen verbeteren;
  • benoemen hoe linkse en rechte partijen over deze maatregelen denken en benoemen wat het verschil is;
  • een eigen standpunt geven over dit soort maatregelen.