Het schoolexamen

18 december 2019

De handreiking biedt een voorbeelduitwerking voor de eindtermen betrokken bij het schoolexamen.

Naast de eindtermen BI/K/1 Oriëntatie op leren en werken en BI/K/2 Basisvaardigheden worden de volgende exameneenheden verplicht aangeboden in het schoolexamen.

BI/K/5 Schimmels en bacteriën: nuttig en soms schadelijk

De kandidaat kan:

  • beschrijven dat schimmels en bacteriën reducent en/of ziekteverwekker kunnen zijn, hoe ze verspreid kunnen worden, hoe ze voorkomen en bestreden kunnen worden en welke rol schimmels en bacteriën kunnen spelen bij biotechnologie.
  • toelichten hoe voedselbederf onder invloed van schimmels en bacteriën kan worden tegengegaan door de mens.
  • voorbeelden van klassieke en moderne vormen van biotechnologie beschrijven, waarmee voedingsstoffen en medicijnen worden verkregen en bewerkt.

BI/K/7 Mensen beïnvloeden hun omgeving

De kandidaat kan:

  • toelichten dat de mens voor voedsel, water, zuurstof, grondstoffen, energie en recreatie van ecosystemen afhankelijk is.
  • de relatie toelichten tussen een grotere voedselproductie en bodembewerking, voeding, gewasbescherming en veredeling waaronder genetische modificatie.
  • de belangrijkste oorzaken en effecten noemen van de aantasting van natuur en milieu door overbevolking, door bepaalde soorten afval, door het gebruik van bestrijdingsmiddelen, door verkeer en door energiegebruik, mede met gebruikmaking van scheikundige benamingen.
  • voor een concrete situatie informatie verzamelen voor mogelijkheden tot maatregelen met als doel het waarborgen van een duurzame relatie tussen mens en milieu en in een presentatie de geïnventariseerde maatregelen samenvatten en de effecten ervan toelichten.
  • het belang beschrijven van een nationale en mondiale aanpak van bescherming van het milieu.

BI/K/8 Houding, beweging en conditie

De kandidaat kan:

  • delen die van belang zijn voor stevigheid en beweging noemen, in afbeeldingen aanwijzen en in situaties waarin dit relevant is functie(s) en werking beschrijven, inclusief een aantal microscopische en macroscopische details.
  • beschrijven wat er gebeurt bij bepaalde vormen van overbelasting van het bewegingsapparaat tijdens het werk en bij sport en hoe deze overbelasting zoveel mogelijk vermeden kan worden.

BI/K/10 Bescherming

De kandidaat kan:

  • de rol beschrijven van de hoornlaag bij de bescherming tegen infecties, uitdroging en beschadigingen en de rol van pigment bij de bescherming tegen ultraviolette straling.
  • het belang beschrijven van inenting en toediening antibiotica.
  • voorbeelden van bloedziekten en infectieziekten die via bloed verspreid worden, noemen, de gevolgen van de ziekten voor het lichaam beschrijven en uitleggen hoe besmetting te voorkomen is met name bij aids, leukemie, hepatitis en tuberculose.
  • de meest voorkomende seksueel overdraagbare aandoeningen en hun verschijningsvormen noemen en toelichten hoe de overdracht van deze aandoeningen is te voorkomen, met name voor aids, syfilis, chlamydia, gonorroe en candida.

BI/K/13 Erfelijkheid en evolutie (alleen voor kb, voor gl/tl is dit onderdeel van het CE en dus opgenomen in de syllabus)

De kandidaat kan:

  • enkele situaties noemen, waarin het relevant is enige kennis te hebben van de erfelijkheidsleer en situaties noemen, waarin het relevant is om genetisch advies in te winnen en in dit verband vormen van prenataal onderzoek beschrijven.
  • toelichten dat individuen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen en welke rol chromosomen en geslachtscellen hierbij spelen:
    • chromosomen bestaan o.a. uit DNA;
    • chromosomen bevatten genen, een gen is een stukje chromosoom dat de informatie voor één erfelijke eigenschap bevat;
    • erfelijke informatie voor kenmerken is in enkelvoud aanwezig in geslachtscellen met een enkelvoudige set chromosomen;
    • overige lichaamscellen met paren chromosomen;
    • overdracht van erfelijke informatie via geslachtscellen;
    • vorming paren chromosomen bij bevruchting;
    • X- en Y-chromosoom als geslachtschromosomen; vrouw XX, man XY;
    • dominant gen, recessief gen, genotype, fenotype, homozygoot, heterozygoot;
    • intermediaire erfelijkheid.
  • het proces en de betekenis van de gewone celdeling (mitose) en de reductiedeling (meiose) beschrijven:
    • gevolgen van mitose en meiose voor het aantal chromosomen en de erfelijke informatie.
  • conclusies trekken uit gegevens bij monohybride kruisingen over het genotype en fenotype van ouders en/of hun directe nakomelingen
    • berekenen van de kans op een bepaalde eigenschap (bij een kruising met één eigenschap en met twee generaties);
    • stamboom;
  • toelichten dat onder andere bepaalde stoffen en straling invloed kunnen hebben op de frequentie waarmee mutaties plaatsvinden.
  • toelichten dat in de loop van de tijd nieuwe rassen en soorten zijn ontstaan, mede onder invloed van mutatie en selectie:
    • natuurlijke en kunstmatige selectie