verrijkte leesles

31 januari 2024

Scholengemeenschap De Thij in Oldenzaal vroeg zich af of het maken van vragen bij teksten wel de beste manier was om leerlingen beter te leren lezen. De sectie Nederlands stelde zich als doel de leeslessen bij de methode effectiever te maken. Daarbij wilden de docenten didactische middelen zoals modeling en activerende didactiek inzetten.

Hieronder staat een voorbeeld van een methodeles die door een docente Nederlands op scholengemeenschap De Thij is verrijkt tot een complete taalles waarin de inhoud van de tekst centraal staat.

Het betreft een les uit de methode Op Niveau 2h-v over het gebruik van argumenten en tegenargumenten. In plaats van de leerlingen zes vragen te laten maken bij een tekst, heeft de docente ervoor gekozen de tekst eerst uitgebreid klassikaal te bespreken. Daarbij heeft ze aandacht besteed aan voorkennis activeren, woordenschatuitbreiding, sleutelvragen stellen, schema's maken en een productieve opdracht laten maken. Deze werkvormen zijn nader toegelicht in de download Herontwerpmogelijkheden. Bij een aantal herontwerpmogelijkheden zijn ter illustratie filmfragmenten opgenomen uit de verrijkte leesles op de Thij.

Schema
Methode Op Niveau, 2 havo/vwo
Leerstof 6.1 Feit, mening, argument en tegenargument
Tekst Verbod op smileys en chattaal
Opdracht 6 vragen over de tekst

​​Fase 1 Aandacht van de leerlingen richten en de les toelichten.

Op het bord staat welke pagina in het boek aan de orde is.

Fase 2 Theorie over feit, mening, argument en tegenargument behandelen volgens een vast, bij de leerlingen bekend stramien:

  • De leerlingen pakken een lege bladzijde in hun schrift voor zich.
  • Een leerling leest een alinea voor.
  • De docente herhaalt de vetgedrukte begrippen uit de voorgelezen alinea en vraagt de leerlingen die begrippen in het schrift te noteren en er een definitie achter te zetten. Dat mag de definitie uit het boek zijn, maar ook een definitie in eigen woorden.
  • De docente vraagt enkele leerlingen hun definitie voor te lezen; de meeste leerlingen krijgen een compliment voor wat ze hebben opgeschreven.
  • Een andere leerling leest de volgende alinea voor; de procedure wordt herhaald tot alle theorie aan bod is gekomen.
  • In het schrift staan nu de definities voor: feit, mening, argument, reden, tegenargument, objectief en subjectief. 
    Ook enkele andere woorden die in de theorie worden gebruikt, krijgen een toelichting: publieke en commerciële omroepen.

Fase 3 Klassikaal de tekst bekijken:

  • Titel, afbeelding, bron bekijken.
  • Een leerling leest de eerste alinea voor.
  • De docente grijpt terug op eerder behandelde theorie over inleidingen van teksten. De leerlingen bladeren in het boek terug naar die theorie.
  • De docente vraagt alle leerlingen te bedenken welk type inleiding in de tekst wordt gebruikt. Ze vraagt leerlingen de vinger op te steken als ze het weten, maar wacht met het bespreken totdat de meeste leerlingen het antwoord denken te weten.
  • De docente bespreekt de hoofdgedachte met de leerlingen.

Fase 4 Een mening vormen over het onderwerp:

  • De leerlingen noteren hun mening over het standpunt: 'Chattaal moet verboden worden'.
    De docente loopt rond en kijkt mee met de schrijvende leerlingen.
  • Enkele leerlingen lezen hun mening voor; de docente zorgt ervoor dat er variatie is in de meningen van de leerlingen.
  • De docente koppelt de mening aan de besproken theorie met de vraag: 'Zijn jullie argumenten subjectief of objectief?'
  • Videofragment 3​
  • Videofragment 4​

Fase 5 De tekst klassikaal lezen:

  • Instructie vooraf: 'Steek je vinger op als er een woord voorbij komt dat je niet kent.'
  • Elke alinea wordt door een andere leerling voorgelezen.
  • Na elke alinea controleert de docente of de leerlingen moeilijke woorden hebben gezien. Vingers gaan omhoog bij de woorden aversie, defensief, dynamisch. De betekenis wordt in alle gevallen gegeven door een andere leerling. De docente controleert ook of leerlingen het citaat en aanhalingstekens herkennen.
  • Videofragment 5​
  • Videofragment 6​

Fase 6 Meningen uit de tekst halen:

  • In een onderwijsleergesprek worden alle argumenten uit de tekst besproken. Ook voorbeelden die niet de functie van argument hebben worden besproken.
  • De leerlingen krijgen een compliment: 'Mooi dat je zo kritisch bent, want dat moet je zijn als je.'
  • Videofragment 7​

Fase 7 Argumenten in een schema zetten:

  • De leerlingen krijgen de opdracht de argumenten uit de tekst en hun eigen argumenten te noteren op een werkblad.
  • De docente geeft instructie vooraf.
  • De leerlingen vullen het schema in. De docente loopt rond en helpt waar dat nodig is.
  • Videofragment 8​

Fase 8 Afsluitend gesprek over het standpunt:

  • De docente geeft een standpunt en een argument en vraagt leerlingen erop te reageren met tegenargumenten.
  • De theorie over de signaalwoorden want en omdat wordt ingeweven in het onderwijsleergesprek.

Fase 9 Huiswerkopdracht:

  • De docente bespreekt het huiswerk: Schrijf een ingezonden brief van 100 tot 200 woorden waarin je reageert op de tekst in het boek.
  • De docente vraagt aan welke regels een ingezonden brief moet voldoen; leerlingen noemen de eerder geleerde regels.
  • Het huiswerk komt op het bord.
  • Videofragment 10

Einde van de les.

Een voorbeeld van een leerlingproduct naar aanleiding van de huiswerkopdracht:

Methodelessen herontwerpen

Om een verantwoord herontwerp te maken voor een methodeles, is het volgende 3-fasenmodel bruikbaar:

Fase 1: Analyse van de leerstof in het hoofdstuk of de paragraaf

Bekijk welke leerstof in het hoofdstuk of de paragraaf aan bod komt. Bepaal of die leerstof 
 relevant is: moeten leerlingen dit (nu) weten? Bepaal of die leerstof volledig is: moeten er 
 leerstofelementen toegevoegd worden, of wil je andere belangrijke leerstof herhalen of 
 inslijpen? Beoordeel of de beoogde leerstof in voldoende mate wordt bevraagd in de 
 opdrachten. Een hulpmiddel bij het bepalen van de relevantie en de vraag of de stof 
 voldoende herhaald wordt, is het leerstofoverzicht dat voor of achter in elke methode is 
 opgenomen. Door ook een blik op de leerstofoverzichten van het voorgaande en het volgende 
 jaar te werpen, kan redelijk snel een scan worden gemaakt van de doorlopende leerlijn.
 Resultaat fase 1: sterkte-zwakteanalyse van het hoofdstuk of de paragraaf.

Fase 2: Bepalen van de bruikbaarheid van de opdrachten in het hoofdstuk of de paragraaf

Bepaal welke opdrachten uit het hoofdstuk of de paragraaf je wel en welke je niet bruikbaar
vindt. Bepaal welke opdrachten je wilt overslaan en welke je wilt vervangen of aanpassen. Jouw 
oordeel over de bruikbaarheid van de opdrachten hangt af van jouw lesdoelen, de variatie aan 
werkvormen en de kwaliteit van de opdrachten. Resultaat fase 2: Globaal lesplan.

Fase 3: Herontwerp

Stel vast welke alternatieve opdrachten en werkvormen je wilt inzetten in de les. Je kunt daarbij gebruik maken van de lijst Herontwerpmogelijkheden. Meer inspiratie kun je opdoen op de  pagina Activerende leeslessen. Besteed bij de selectie van werkvormen aandacht aan het verband tussen jouw lesdoel en de opdrachten. Als je leerlingen bijvoorbeeld leesstrategieën wilt laten oefenen, past de tekst met vragen zeker niet, maar modelen of sleutelvragen stellen wel.
 Resultaat fase 3: een serie effectieve leeslessen.