Muziek in het Muizenhuis

9 december 2020

Lesvoorbeeld muziek, groep 1/2


​De leerkrachten van de kleutergroepen van KBS De Kring in Alkmaar hebben de prentenboeken van ‘Sam en Julia’ (ook bekend als Het Muizenhuis) als gezamenlijk thema gekozen. De verhalen van de muizen Sam en Julia worden voorgelezen en de kinderen bekijken de prenten. Ze praten over muizen en zoeken er informatie over op. Voor het vakgebied beeldend maakt elk kind van een schoenendoos een eigen muizenkamer en richt die naar eigen idee in. Zo worden er slaapkamers, keukens, een WC-kamer en zelfs een muziekkamer gemaakt. Uiteindelijk worden alle kamers samengevoegd tot een levensgroot muizenhuis, net als in de prentenboeken.
Binnen dit thema zorgt de leerkracht eveneens voor passend muziekonderwijs. Uit het prentenboek Sam en Julia in het theater kiest ze het verhaal ‘oefenen’, waarin Sam oefent op zijn trompet voor een uitvoering van de muziekschool. Zijn vriendinnetje Ella danst op zijn trompetmuziek. Naar aanleiding van dit verhaal richt de juf een ‘muizen-muziekkamer’ in de klas in. Hier kunnen de kinderen, net als Sam en Ella, zelfstandig een aantal muzikale activiteiten uitvoeren. Ze kunnen daar:
  • zingen over muizen
  • luisteren naar (trompet-)muziek
  • dansen op verschillende soorten muziek
  • muziek maken op muziekinstrumenten
  • eenvoudige vormen van picturale muzieknotatie zingen en spelen (kaartjes met daarop afbeeldingen van hoog/laag en hard en zacht piepende muizen)

Bovenstaande activiteiten worden van tevoren door de leerkracht klassikaal voorbereid, waarna de kinderen ze later in de muizen-muziekkamer zelfstandig kunnen uitvoeren.
Onderstaande fragmenten geven een beeld van de opdrachten. Het totale lesvoorbeeld (incl. competenties, leerdoelen en beoordelingscriteria) vindt u hiernaast in de pdf.

​​​Oriënteren

Opdracht 1: Het Muizenlied ‘Piep, piep’ (Domeinen zingen en luisteren)​​ ​

Oriënteren, liedje zingen
De oriëntatiefase vindt klassikaal plaats.

​De kinderen zitten in de kring. Muizen moeten heel goed kunnen luisteren, en dat kun je goed oefenen met het lied ‘Piep piep’.​

De leerkracht zingt het lied eerst een aantal keren achter elkaar voor. Om de kinderen eerst de gelegenheid te geven het lied goed te beluisteren, laat ze hen niet meezingen maar telkens aan het einde één hoge muizenpiep geven. Dit herhaalt ze een aantal keren. Pas wanneer de kinderen het lied vaak genoeg hebben gehoord mogen ze het meezingen.​

Opdracht 2: Dansen en luisteren naar trompetmuziek (Domeinen luisteren en bewegen) ​

Oriënteren, hoe kun je dansen
De oriëntatiefase vindt klassikaal plaats.
De kinderen zitten in de kring. De leerkracht leest nog een keer het verhaal ‘oefenen’ voor. Bij de afbeelding van de trompet van Sam vraagt ze: ‘Wie heeft er wel eens een trompet in het echt gezien? Wie weet hoe een trompet klinkt? Het YouTube filmpje ‘Wynton Marsalis improvised trumpet solos- pt02’ wordt bekeken. De leerkracht bespreekt hoe de trompettist speelt: soms langzaam en soms snel. Ze herinnert de kinderen aan het verhaal, waarin Ella ook snel en langzaam danst op de muziek van Sam.
Dan vertelt ze: ‘In de muizen-muziekkamer kun je net als Ella dansen. Daarvoor kun je kiezen uit verschillende muziekjes op de computer. Maar eerst nog even herhalen: waar moet je ook alweer aan denken bij het dansen?’
De kinderen noemen langzaam en snel, en mogen dat even voordoen in de kring. Eén kind noemt de eerder gedanste rondjes, vierkantjes en pirouetjes, en ook dat laat leerkracht een aantal kinderen even voordoen in de kring. Daarbij benoemt ze consequent wat ze de kinderen ziet doen, en geeft aan wat ze graag nog meer wil zien.

Onderzoeken

Onderzoeken, de leerkracht komt kijken
Twee leerlingen mogen dansen in de muizen-muziekkamer. Ze verkleden zich in danspakjes. Boet zet een paar muizenoren op. Zo is hij net Ella uit het prentenboek. Op de computer in het hoekje kunnen de kinderen kiezen uit een aantal verschillende muziekfragmenten: trompetmuziek, klassieke muziek, Indiase muziek, popmuziek, muziek uit Marokko en uit Afrika. De kinderen onderzoeken en experimenteren: ze proberen verschillende muziekfragmenten uit, wisselen vaak van fragment en van bewegingen. Over de keuze voor een muziekfragment worden ze het nog niet eens.
Na enige tijd komt de leerkracht kijken. Ze probeert het tweetal te helpen kiezen (benoemt daarbij weer ‘langzaam’ en ‘snel’) en herinnert de kinderen aan de manieren van dansen (rondjes, vierkantjes, pirouetjes).

Uitvoeren

Uitvoeren, dans op podium
Aan het einde van de ochtend mag het tweetal hun dans op het podium laten zien. Voordat ze beginnen, mag een van de kinderen ‘het licht’ bedienen, een ander mag de aankondiging doen.
Fleur en Boet voeren hun dans uit op het podium, maar dat is al gauw te klein!

Evalueren

Evaluatie, dansen 
Na afloop bespreekt de leerkracht het dansen van het tweetal met de rest van de groep. Ze refereert nog even aan de opdracht en vraagt of ze iemand heeft gezien of het tweetal inderdaad de verschillende vormen heeft gedanst (rondjes, vierkantjes, pirouetten). Ten slotte vraagt ze iedereen hoe ze het vonden.

Opdracht 3: Zelf muziek bedenken met grafische notatie (Domeinen muziek maken en noteren)​

Oriënteren

Oriënteren, kaartjes hoog en laag 1
​De oriëntatie op deze opdracht vindt klassikaal plaats. Hiervoor zingt de leerkracht met de klas het eerder aangeleerde liedje ‘Piep, piep’ (opdracht 1) en herhaalt nog eens het hoog en laag p​iepen. Vervolgens laat ze een kaart zien met daarop helemaal links bovenaan één muis (hoog). ‘Wat zou dát nou betekenen? Wie heeft er een idee?’ Het is snel geraden, en met een gebaar laat de leerkracht de kinderen allemaal tegelijk één keer hoog piepen. De tweede kaart, met daarop een muis helemaal rechts onderaan (laag), is ook zo gepiept. De twee vervolgens achter elkaar uitvoeren vraagt wat begeleiding, maar lukt de kinderen uiteindelijk ook.
Oriënteren, kaartjes hoog en laag 2
Dan wordt het wat moeilijker. De volgende kaart geeft 2x hoog, 1x laag aan. Hoe zou dat nou moeten? De kinderen begrijpen het principe nu, en ook dit gaat goed.
Oriënteren, instructiekaartjes
Zo oefent de leerkracht de overige kaarten met daarop verschillende combinaties van hoog en laag. Ten slotte brengt ze de ​snel/langzaam-kaartjes (die eerder in de week zijn aangeleerd) nog even in herinnering.
Nu duidelijk is wat de bedoeling is, legt ze uit hoe er straks met de kaartjes in de muizen-muziekkamer kan worden gespeeld: je mag straks met je groepje met de kaarten ‘langzaam en snel-muziek’ en ‘hoog en laag-muziek’ zelf muizenmuziek gaan bedenken!

Onderzoeken

Onderzoeken, spelen in de muizenmuziekkamer 
​Vier kinderen mogen muziek gaan maken in de muizen-muziekkamer. (NB: voor deze filmopnames is die tijdelijk op de gang geplaatst). Eerst proberen ze de instrumenten weer even uit. Ondanks dat het lijkt alsof ze maar wat voor zichzelf spelen: de kinderen letten hierbij wél op elkaar: ze noemen langzaam en snel en reageren al spelend op elkaars’ tempowisselingen
Onderzoeken, experimenteren met instrumenten en klank 
Na deze experimenteerfase is er aandacht voor de kaartjes. De kinderen overleggen over een volgorde. De oudste kleuters nemen hierin het voortouw, de jongsten kijken vooral mee. De kinderen wisselen van instrumenten, e​n spelen de kaartjes in de neergelegde volgorde. Eén kind echter (het jongetje links in beeld) heeft voor het eerst een klokkenspel in zijn handen, en gaat daar helemaal in op. Hij experimenteert met hoog en laag en met de tactiele ervaring van het roetsjen over de staafjes. De anderen kinderen bestaan gewoon even niet. Toch ontstaat na verloop van tijd samenspel en zelfs een gezamenlijk ritme.
Onderzoeken, de leerkracht komt kijken
Na enige tijd komt de leerkracht kijken. Ze vraagt hen voor te spelen wat ze tot dan toe hebben bedacht. Ze benoemt de dingen die ze goed vond gaan (‘Heel knap: snel-langzaam-snel! Heel goed!’). Ook benoemt ze wat de kinderen nog meer/beter zouden kunnen doen (‘Hoe zien we nou bij welke kaart jullie zijn? Mayra begint al, terwijl Boris helemaal niet weet waar jullie zijn? Hoe zou dat nou handiger kunnen?’). Als daar een oplossing voor verzonnen is, vertrekt ze weer: ‘Dus Boris komt mij halen als het gelukt is, oké?’.

Uitvoeren

Uitvoeren, de vierling gaat spelen 
Aan het einde van de ochtend mogen de kinderen hun muziekstukje op het podium komen presenteren. Sven krijgt de hoge hoed op, en mag het viertal aankondigen: ‘Hoog geëerd publiek, hier komt De Vierling’! De Vierling begint. Helaas gaat er iets mis met de kaartjes. De leerkracht grijpt even in en na een nieuwe start wordt het muziekstuk achter elkaar gespeeld.

Evalueren

Evalueren, evaluatie van het muziekstuk 
Na afloop bespreekt de leerkracht het muziekstuk met de rest van de groep. Ze stelt daarbij vragen als: ‘Wat hoorde je? Waar heb je op gelet en wat kun je daarover vertellen?’. In dit nagesprek probeert ze de kinderen zoveel mogelijk de muzikale termen ‘hoog’, ‘laag’, ‘langzaam’ en ‘snel’ te laten gebruiken en toe te passen.