Domein A: Vaardigheden

13 december 2019

Eindterm 1 luidt:

De kandidaat kan op verantwoorde en perspectiefrijke wijze en met plezier in bewegende en regelende rollen deelnemen aan de bewegingscultuur, en kan aangeven in hoeverre hij daaraan – ook in de toekomst – kan en wil deelnemen.

Hier staat in één complexe zin omschreven wat het deelnemen aan het programma lichamelijke opvoeding de leerling zou moeten opleveren. Bewegingsonderwijs moet leerlingen helpen een verstandige en positieve keuze te maken voor 'zelfstandige, verantwoorde, perspectiefrijke en blijvende deelname aan bewegingscultuur' (Stegeman, 2000 en SLO, 2011). Het is daarom belangrijk dat de leerling onderzoekt wat voor hem of haar verantwoorde en perspectiefrijke deelname aan bewegingscultuur inhoudt. Lichamelijke opvoeding is het laatste voor alle leerlingen verplichte onderdeel van het hele traject voor bewegingsonderwijs van 4- tot 18-jarigen. Aan het eind van dat hele traject moeten leerlingen:

  • plezier kunnen beleven aan het deelnemen aan zo veel mogelijk en zo divers mogelijke verschillende aspecten van bewegingscultuur;
  • dat kunnen doen op zelfstandige, actieve, kritische en verantwoorde wijze;
  • zowel bewegend als regelend (in leidinggevende rollen) kunnen deelnemen aan uiteenlopende bewegingssituaties;
  • hun (bewegende of regelende) deelname aan bewegingssituaties kunnen afstemmen op hun eigen mogelijkheden, wensen en kenmerken en op die van anderen;
  • belangrijke aspecten van uiteenlopende bewegingssituaties onderkennen en hanteren;
  • waarden en normen in bewegingssituaties onderkennen en hanteren;
  • zich in hun bewegingsloopbaan verder kunnen ontwikkelen door zelfstandig en actief te leren, zowel individueel als in (kleine) groepen;
  • aan kunnen geven welke aspecten van de bewegingscultuur voor hen kansen bieden op 'zelfstandige, verantwoorde, perspectiefrijke en blijvende deelname', wat past bij hun eigen wensen en mogelijkheden;
  • informatie hebben ingewonnen over hun eigen wensen en mogelijkheden met betrekking tot vervolgopleidingen en beroepen c.q. vrijwilligerswerk waarin sport en bewegen een rol spelen.

Alleen allerlei sporten doen volstaat derhalve niet. Het gaat in essentie om de kwaliteit van de deelname aan bewegen. De kwaliteit van de bewegende deelname staat in functie van de waarde kunnen inzien van, plezier kunnen beleven aan, kunnen genieten van bewegen. De deelname moet vanuit diverse perspectieven verantwoord zijn. Jongeren moeten in staat zijn om hun eigen bewegingsloopbaan vorm te geven, zich zelfstandig verder te ontwikkelen, niet afhankelijk van anderen te blijven, weten wat wel of niet van belang is in het bewegen, zelf ook regelende rollen voor hun rekening te nemen, op goede wijze met anderen om te gaan. Op allerlei momenten moeten zij in staat zijn om even afstand te nemen en te reflecteren op hun ervaringen om van daaruit weer vervolgkeuzes te maken. Dat alles samen maakt de kans op een levenslange waardevolle sportloopbaan het grootst.

Voor de toetsing betekent dit, dat het accent bij de leerling zelf ligt. De leerling is zelf verantwoordelijk voor zijn of haar verdere sportloopbaan en de keuzes die hij of zij daarin maakt. Het overkoepelende doel is zelfkennis en zelfregulatie. Het is niet mogelijk of zinvol om objectief te toetsen wat een leerling precies heeft geleerd over alle hierboven genoemde onderwerpen, over zichzelf of over hoe hij in de wereld staat. De toetsing voor het PTA moet daarom vooral garanderen dat de leerling dat leerproces op een zinvolle wijze heeft doorlopen en daar voor zichzelf relevante zaken van heeft meegenomen. In de voorbeelden die bij deze handreiking zijn gevoegd zit een bandbreedte van alleen de inspanningsverplichting toetsen tot bewijs van zelfreflectie laten verzamelen in het portfolio en toetsen of dat portfolio aan gestelde kwaliteitseisen voldoet.

Bronnen:

Stegeman, H. (2000). Belang van bewegingsonderwijs. Over legitimatie en algemene doelstellingen van het schoolvak lichamelijke opvoeding. Zeist: Jan Luiting Fonds.

Brouwer, B., Aldershof, A., Bax, H., Berkel, M. van, Dokkum, G. van, Mulder, M.J., & Nienhuis, J. (2011). Human movement and sports in 2028. Enschede: SLO.