Rekenen/wiskunde - Wiskundig inzicht en handelen - kerndoel 25 - Groep 3 en 4 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van rekenwiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen.


Groep 3 en 4


Wat doet de leraar?

De leraar doet hetzelfde als bij groep 1/2. En verder:

  • De leraar lokt uit dat verschillende aanpakken van een rekenopgave tijdens een klassikale bespreking de revue passeren en stimuleert de kinderen te praten over de kwaliteit van de verschillende aanpakken: "Is het altijd te gebruiken?", "Is het snel?", "Is het (in dit geval) handig?", "heb je veel kans op fouten?", etc.
  • Zij daagt de kinderen uit gebruik te maken van hun voorkennis; ze stimuleert hen bovendien dat aspect te gebruiken in het verklaren van hun voorkeur-aanpak. (ik wist al.... En daarom heb ik....)
  • Zij stimuleert en demonstreert het herkennen en gebruiken van referentiegetallen en -maten, als basis voor het beredeneren van oplossingen en schattingen.
  • Zij stimuleert en demonstreert het gebruik van passende termen en nauwkeurige omschrijvingen, zodat voor anderen duidelijk is wat wordt bedoeld. Tevens stimuleert ze dat kinderen nagaan of ze een ander goed hebben begrepen, voordat ze reageren.
  • Zij stimuleert dat kinderen hun redeneringen ondersteunen met modellen, schema's, (overzichtelijk) genoteerde getallen en met materialen. Dat betekent dat kinderen hun voorstelling van een situatie uitdrukken en zó zichtbaar maken voor anderen.
  • Zij stimuleert de kinderen de gedachtegang van een ander nauwkeurig te volgen en zo nodig te kritiseren: "Zeg jij eens in jouw eigen woorden wat Tanja zei?" "En wat vind je daarvan?"
  • De leraar constateert daarbij steeds of de noodzakelijke voorkennis met betrekking tot rekenfeiten en procedures aanwezig is, zodat zij waar nodig haar aanbod in vragen en opdrachten kan aanpassen.
  • Bovendien vraagt zij niet steeds om uitleg voor dingen die voor het gevoel van de kinderen geen uitleg meer behoeven: Bij "plus vier is veertien" gebruiken de kinderen eerst een vijfrek, staafjes, geld, een getallenlijn of wat ook. Maar als de kinderen opgaven van buiten weten valt er niet veel meer te beredeneren. Je verdiepen in redeneringen is alleen interessant als het om een echt probleem en een echte vraag gaat.