Rekenen/wiskunde - Wiskundig inzicht en handelen - kerndoel 25 - Groep 3 en 4 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van rekenwiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen.


Groep 3 en 4


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen lossen allerlei problemen op rond handig tellen en vergelijken van hoeveelheden. In besprekingen vertellen ze aan elkaar hoe ze te werk zijn gegaan. Hierin komt een scala van oplossingen aan de orde, meer en minder handige. Zo tellen sommige kinderen de stippen op twee dobbelstenen nog steeds allemaal een voor een, terwijl anderen al verkort tellen (gebruik makend van de kennis dat ze weten hoeveel er op een steen staan). Sommige kinderen pikken van elkaar handige manieren op en gaan die uitproberen. Anderen zijn nog niet zo ver, of durven er niet op te vertrouwen.
  • De kinderen kijken naar de juf die de kastanjes telt die in de kring liggen. Juf maakt fout op fout: ze telt dubbel, slaat kastanjes over, maakt fouten in de volgorde van de telrij. De kinderen roepen dat 'ze het fout doet'. Uitleggen wat ze fout doet, is heel wat moeilijker. De een kan dit beter, de ander doet het wat omslachtiger. Maar ze krijgen hiermee wel meer grip op de regels van het tellen.
  • De kinderen leren oplossingen onderbouwen en beoordelen door:
    • Modellen te gebruiken bij het redeneren
      Bijvoorbeeld: de kinderen geven optellingen en aftrekkingen weer in contexten met modellen (bijv. de getallenlijn) en materiaal (bijv. fiches).
    • Aanpak van een opgave onder woorden brengen
      Bijvoorbeeld: de kinderen bespreken met één of meer andere kinderen de eigen aanpak en vergelijken die met die van de ander(en).
    • Een eenvoudiger geval éérst uitrekenen
      Bijvoorbeeld: kinderen brengen onbekende of meer complexe opgaven in verband met bekende of eenvoudige opgaven, zoals bij 9 x 5 ligt in de buurt van 10 x 5, en dus 9 x 5 = 10 x 5 - 1 x 5;
    • Nagaan of een aanpak omslachtig is en kans geeft op fouten
      Bijvoorbeeld: kinderen beoordelen tijdens het oefenen met getallen en bewerkingen steeds wat de 'veiligste' of de kortst mogelijke route naar het antwoord is (Ze gebruiken bijvoorbeeld op de lege getallenlijn zo groot mogelijke sprongen).