Rekenen/wiskunde - Wiskundig inzicht en handelen - kerndoel 25 - Groep 1 en 2 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van rekenwiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen.


Groep 1 en 2


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen leren oplossingen te onderbouwen en te beoordelen door bijvoorbeeld:
    • (Tel-)procedures te beoordelen
      Bijvoorbeeld: de kinderen vergelijken aantallen met elkaar door paren te vormen (één-één-relaties) en 'bewijzen' zo wat meer of minder is, welke verzameling meer of minder elementen bevat. Ze gaan samen na of de procedure goed is uitgevoerd en wat eventueel mis ging.
    • Contextgebonden betekenissen herkennen
      Bijvoorbeeld: de kinderen benoemen aantallen als 'veel' of 'weinig' en onderbouwen hun mening vanuit de context, zoals bij "Ik heb 4 knikkers" is 4 niet zo veel, "Ik heb 4 fietsen" is 4 wel veel. Ze ervaren dat de betekenissen van getallen in de getallenwereld en in een context kunnen verschillen. Kinderen hanteren ook begrippen als 'hoog', 'hoger', 'even hoog' en kunnen aangeven waarop ze die kwalificatie baseren. Ze leren ook dat bijvoorbeeld hoog en laag (hoger en lager) tegengesteld zijn en ze gebruiken dat inzicht in hun redeneringen.
    • Redeneren op grond van eigenschappen
      Bijvoorbeeld: kinderen weten dat hoe groter een aantal is, hoe verder dat getal in de telrij geplaatst is en redeneren op de manier van: 8 komt na 7 dus is 8 meer dan 7 en dus is ook 7 minder dan 8.
    • Redeneren over verbanden
      Bijvoorbeeld: kinderen leren verbanden te zien en leren die onder woorden te brengen en te tekenen (uitleggen hoe het zit). Bijvoorbeeld: stokken van verschillende lengte geven schaduwen van verschillende lengte. Hoe langer de stok is, des te langer wordt de schaduw.