Rekenen/wiskunde - Wiskundig inzicht en handelen - kerndoel 25 - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van rekenwiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen.


Groep 1 en 2


Doorkijkje

Thee schenken

Drie kinderen zijn bezig in het keukentje. Er wordt thee gezet. Yanka heeft de leiding. "Gaan jullie maar zitten. Ik kom met de thee". En even later gaat ze met een pot (denkbeeldige) thee naar de tafel en zegt "Houd je beker maar bij". Joris steekt zijn hand met de beker uit. Yanka schenkt de 'thee' in. Erg goed mikken doet ze niet.
"Gaat dat er niet naast?" vraagt juf Lea. "Ze keek niet eens!" reageert Joris. Lea vraagt aan het drietal: "Waar moet je op letten als je thee inschenkt?" "Je moet de pot boven de beker houden", zegt Joris. En Adry zegt: "en je moet goed kijken of de beker al vol is". "Probeer maar eens uit bij de watertafel", spoort Lea de kinderen aan. En straks gaan we thee drinken. En dan moeten jullie alles heel precies doen. Ik wil dan drie suikerklontjes.

De kinderen gaan aan de slag. Bij het inschenken blijk je de pot net niet recht boven de beker te moeten houden. De kinderen gebruiken allerlei taal om het inschenken van de thee onder woorden te brengen. Ze discussiëren over de vraag wat je precies moet doen: "Moet je de pot nou recht boven de beker houden of niet?" Als je hem precies recht boven de beker houdt, gaat de straal over de beker heen, en dat moet niet. De kinderen proberen alles uit en brengen hun inzichten onder woorden: "Je moet de pot boven de beker houden." "Je moet hem ook een beetje van de beker af houden." "Het water gaat eerst schuin naar beneden en dan recht naar beneden." "Je moet ophouden met schenken vóór de beker vol is."
Dan gaan ze op zoek naar een suikerpot. Kleine blokjes worden als suikerklontje gebruikt. Iedereen wil drie suikerklontjes. De suikerpot wordt vol met klontjes gedaan.
"Zijn het er genoeg" vraagt Lea als ze ziet dat de kinderen de theeceremonie bijna hebben voorbereid. Daar hebben ze nog niet over nagedacht. "Je moet in elke beker drie doen", stelt Joris voor. "Nee, je moet de thee eerst inschenken", reageert Yanka. Joris kijkt teleurgesteld. "Je doet er voor iedereen drie", stelt Yanka op haar beurt voor. Ze doet drie klontjes in de suikerpot en dan nog eens drie.
Dan wil ze naar Lea om de thee te gaan drinken. Joris reageert boos. "Het klopt niet, " zegt hij. "Je moet méér suiker doen". Yanka heeft geen zin meer om daar over na te denken. "Dan krijg jij geen suiker", zegt Joris. "Je moet voor iedereen drie doen." Yanka lijkt te zwichten. "Doe jij het maar", zegt ze. Joris doet drie klontjes in de pot: "voor juf", dan nog drie: "voor jou" dan "voor Adry" en dan nog een keer "voor juf" en tenslotte "voor mij". Yanka reageert: "Juf heeft twee keer gehad: ik hoorde het zelf". Lea komt op dat moment kijken: Hoe kunnen we nou zeker weten dat het er genoeg zijn?

In gedachten constateert juf Lea dat de kinderen geleerd hebben zich het inschenken van de thee en het klaarzetten van de suiker goed voor te stellen, ermee te experimenteren en de ervaringen daarmee weer te koppelen aan hun voorstelling. Ze hebben overlegd en elkaars gedachtegangen kritisch kunnen volgen.