Oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving - kerndoel 39 - Groep 5 en 6 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.


Groep 5 en 6


Wat doet de leraar?

  • De leraar geeft de voorzet hoe een project over 'Het opwekken van windenergie in Nederland' eruit kan zien.
  • Zij stelt voor dat de kinderen in groepjes gaan werken volgens de fasering:
    • onderzoeksvragen bedenken;
    • vaststellen op wat voor manier(en) ze daar antwoorden op kunnen vinden;
    • beslissen wie op welke manier die antwoorden gaat zoeken;
    • antwoorden bij elkaar brengen in een eerste rapportage;
    • vaststellen hoe de antwoorden uiteindelijk gerapporteerd zullen worden;
    • werken aan eerste rapportages en verder zoeken naar antwoorden;
    • werken aan de eindrapportages;
    • presenteren van hun bevindingen aan elkaar.
  • De leraar vraagt de kinderen om in dit project bij de presentaties aan te geven hoe de begrippen duurzaamheid (uitgedrukt met verantwoordelijkheid en rechtvaardigheid) en keuzes maken (en de bereidheid daartoe) een rol spelen.
  • Tijdens de verschillende fasen is de leraar:
    • vraagbaak (inhoudelijk deskundige);
    • coach (hulp bij het plannen van het werk);
    • facilitator (zorgen dat alle noodzakelijke materialen beschikbaar zijn);
    • geïnteresseerde 'buitenstaander';
    • enthousiasmeerder (voor zover nodig).
  • De leraar laat de zorg voor de omgeving terugkomen bij onder andere de lessen aardrijkskunde en natuur waar dit relevant is.

Toelichting: Landschap

Alles om ons heen is landschap. Een veel gehanteerde tweedeling is:

Natuurlandschap:
een landschap dat (vooral) gevormd is door processen in de natuur, bijvoorbeeld een rivierenlandschap, een hooggebergtelandschap. Het enige (nog echte, zegt men), natuurlandschap in Nederland is het waddenlandschap.

Cultuurlandschap:
een landschap dat gevormd is door ingrijpen van de mens, bijvoorbeeld een stads-/dorpslandschap, een droogmakerij/IJsselmeerpolder, ingedijkt land, enzovoort.

Eigenlijk is er in Nederland altijd sprake van een combinatie van beiden, bijvoorbeeld een es- en brinkdorplandschap op een stuwwallenlandschap of een polder (landschap) op een veen- of zeekleilandschap.