Oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving - kerndoel 37 - Groep 1 en 2 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.


Groep 1 en 2


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen vertellen met eigen woorden wanneer een gezin een gezin is.
  • Ze vertellen over soorten gezinnen, grote en kleine gezinnen, maar ook over één-ouder gezinnen.
  • De kinderen vertellen over vriendjes:
    • Wat doe je met vriendjes?
    • Hoe weet je wanneer iemand een vriendje/vriendinnetje is?
    • Wat doe je samen op/na school?
  • Ze maken tekeningen over vriendschap en/of het gezin.
  • Ze leren een liedje over vriendschap.
  • Ze nemen hun vriendenboekje of poëziealbum mee.
    • Wie staat er in?
    • Hoe komt dat?
  • De kinderen praten over buiten een groepje vallen, ruzie maken, goedmaken, vriendjes maken.
    • Hoe doe je dat?
    • Wat zeg je dan?
  • Ze bekijken plaatjes over vriendschap en ze verwoorden wat er gebeurd zou kunnen zijn, bijvoorbeeld kinderen die:
    • handen schudden;
    • vechten;
    • huilen;
    • troosten;
    • samen spelen.
  • De kinderen voeren op school samen taken uit, zoals: planten verzorgen, opruimen.
  • Ze praten over taken thuis:
    • Wie doet wat (de boodschappen, de tuin)?
    • Wie helpt waarmee?
    • Moet het?
    • Wat is leuk en wat niet?
  • De kinderen spelen een rollenspel:
    • winkeltje met klant, verkoper, caissière, leverancier, baas.
  • Ze spelen in een hoek:
    • winkeltje;
    • postkantoor;
    • politiebureau.