Oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving - kerndoel 35 - Groep 5 en 6 - Wat doet de leraar
De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.
Groep 5 en 6
Wat doet de leraar?
Bij verkeer:
- De leraar vraagt op positieve wijze aandacht voor veilig gedrag in de praktijk van alledag.
- Zij zet kinderen aan het denken bij riskante situaties door even een time-out te nemen en de kinderen de ruimte te geven te reflecteren:
- Is dit gevaarlijk?
- Hoe zou je het anders, veiliger kunnen doen?
- De leraar oefent veilig verkeersgedrag in voor kinderen relevante en bekende situaties: fietsen in groepen, veiligheidseisen voor een fiets, voorrangsregels, verkeersborden, voorsorteervakken, verkeerslichten, moeilijke omstandigheden en gedrag van anderen. Zij stelt hierbij vragen als:
- Waar moet je op letten als je in een groep fietst?
- Aan welke eisen moet je fiets voldoen?
- Voldoet je fiets hieraan?
- Waar let je op in voorrangssituaties?
- Welke verkeersborden en -regels zijn voor jou belangrijk?
- Wat is hun betekenis?
- Hoe weet je waar je moet fietsen?
- Welke regels gelden er bij het voorsorteren en bij verkeerslichten?
- Welke gevaren kan het weer gevaar opleveren voor het verkeer?
- Welke kleding kun je dan het beste dragen?
- Welke weggebruikers zijn voor jou belangrijk?
- Let je op hun gedrag?
- Wat kun je daaruit opmaken?
- De leraar geeft de kinderen opdrachten waarin ze op eenvoudige wijze leren omgaan met dienstregelingen.
Bij consumentengedrag:
- De leraar laat de kinderen, op basis van een bezoek aan een winkel of aan de hand van reclame-uitingen (folders, tv-spots, en dergelijke), in kaart brengen op welke manieren winkeliers hun spullen aan de man proberen te brengen. Zij stelt hierbij vragen als:
- Waar ben je zelf gevoelig voor?
- Welke ervaringen heb je op dit terrein?
- Wat is belangrijk voor de winkeliers en voor reclamemakers?
- Wat is belangrijk voor de koper?
- De leraar geeft gelegenheid om ervaringen uit te wisselen met zakgeld en sparen en stelt hierbij vragen als:
- Wie krijgen er zakgeld?
- Hoeveel, hoe vaak?
- Hoe ga je met zakgeld om?
- Mag je dit helemaal vrij besteden of is een deel bestemd voor bijvoorbeeld kleren, en dergelijke?
- Spaar je wel eens?
- Hoe en waarvoor?
- Wat is het nut van sparen?
- De leraar laat de kinderen (in tweetallen) oplossingen bedenken voor situaties waarin de rechten en plichten van een winkelier en van een klant een rol spelen.
- Zij laat de kinderen (in tweetallen) eenvoudige onderzoekjes uitvoeren waarbij producten onderling worden vergeleken op: kwaliteit, prijs, waarde en eenzijdigheid van de etiketinformatie.
- Zij geeft de kinderen eenvoudige opdrachten waarin ze kunnen nagaan of er aan het kopen en gebruiken van een product nadelen voor het milieu vast zitten.
- Zij laat de kinderen inventariseren welke maatregelen er op school worden genomen om positief rekening te houden met het milieu.