Nederlands - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 4 - Groep 7 en 8 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema's, tabellen en digitale bronnen.


Groep 7 en 8


Wat doet de leraar?

  • De leraar zorgt ervoor dat er een rijk en divers aanbod is aan soorten teksten en informatiebronnen in de klas.
  • Zij construeert betekenisvolle situaties waarbinnen kinderen aan eigen leervragen werken.
  • Zij roept, indien nodig, in herinnering dat je met verschillende doelen kunt lezen: ontspannen/amuseren (zie kerndoel 9), om informatie te verwerven en om erachter te komen hoe je iets doet/maakt, om je op de hoogte te stellen van meningen of om een mening te vormen en om overtuigd of overgehaald te worden, dat schrijvers ook die verschillende doelen kunnen hebben en dat er dus verschillende soorten teksten zijn om te lezen (verhalende, informatieve, instructieve en betogende).
  • De leraar zorgt ervoor dat kinderen actief lezen: zij moedigt ze aan tot het inzetten van leesstrategieën en begeleidt ze daarbij indien nodig, door:
    • kinderen bewust te maken van hun voorkennis (en dat ze die kunnen gebruiken bij het lezen);
    • ze te wijzen op de mogelijke interpretatiekaders;
    • ze een leesdoel te laten bepalen;
    • ze te wijzen op signaalwoorden die tekstrelaties hierboven genoemd herkenbaar maken;
    • ze te laten reflecteren op het leesproces en de inhoud van de tekst.
  • De leraar stimuleert dat kinderen reflecteren op het gebruik van leesstrategieën (zie ook kerndoel 10).
  • Zij besteedt aandacht aan de functie en opzet van meer complexe informatiebronnen, zoals grote woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, reisgidsen, atlassen en vooral het internet.
  • Zij leert de kinderen de weg te vinden in de openbare bibliotheek en leert ze op welke manier de boeken en media daar zijn geordend.