Nederlands - Taalbeschouwing, waaronder strategieën - kerndoel 11
De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen:
- regels voor het spellen van werkwoorden;
- regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden;
- regels voor het gebruik van leestekens.
taalbewustzijn Van toepassing voor: groep 1 en 2;
Inhoud voor: groep 1 en 2
ontwikkelen van taalbewustzijn en van het ontdekken van alfabetisch principe
reflectie op systeem van taal Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;
Inhoud voor: groep 1 en 2
- ontwikkeling fonologisch bewustzijn (groep 1 en 2):
- opdelen van zinnen in woorden
- opdelen van samengestelde woorden in afzonderlijke componenten
- opdelen van woorden in klankgroepen
- verbinden van klankgroepen tot woorden
- opzeggen van rijmpjes samen met iemand anders
- individueel opzeggen van rijmpjes
- herkennen van eindrijm
- toepassen van eindrijm: zelf ontdekken van rijm, produceren van rijm
Inhoud voor: groep 1 en 2
- ontwikkeling fonemisch bewustzijn (groep 2 en 3):
- herkennen van beginrijm in langgerekte woorden
- herkennen van beginrijm in gewoon uitgesproken woorden
- toepassen van beginrijm
- klinker in een woord isoleren
- auditieve analyse op klankniveau
- auditieve synthese op klankniveau
- letters kunnen benoemen
Inhoud voor: groep 3 en 4
als groep 1-2
Inhoud voor: groep 5 en 6
- syntactisch bewustzijn:
- bewustzijn van de structuur van woorden en van zinnen
- inzicht in basale grammaticale principes, zoals het afleiden van de persoonsvorm en het onderwerp
- de grondvorm van werkwoorden bepalen
Inhoud voor: groep 7 en 8
als groep 5-6
spelling Van toepassing voor: groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;
Inhoud voor: groep 3 en 4
- spellen van klankzuivere woorden op basis van de elementaire spelhandeling
- spelling van woorden met specifieke spellingpatronen, zoals woorden eindigend op -nk, -uw, -eeuw, -ieuw, -aai, -ooi, -oei
- spelling van clusters van medeklinkers (bijv. schr-, -rnst, -cht)
- spelling van woorden met homofonen (ei-ij, au-ou, c-k, g-ch)
- spelling van woorden met de stomme e
- spelling van woorden met open en gesloten lettergrepen
- eenvoudige interpunctie: gebruik hoofdletters, punt, vraagteken en uitroepteken
- onderkennen en corrigeren van spelling- en interpunctiefouten
Inhoud voor: groep 5 en 6
als groep 3-4 +
- gelijkvormigheidsregel (hond-honden, kast-kastje)
- analogieregel (hij zoekt, hij vindt)
- spelling van lange, gelede woorden en woordsamenstellingen (geleidelijk, ademhaling, voetbalwedstrijd)
- regels van de werkwoordspelling (hij verwachtte, de verwachte brief)
- complexe interpunctie: komma, puntkomma, dubbele punt, aanhalingstekens, haakjes
- zelfstandig onderkennen en corrigeren van spelling- en interpunctiefouten
- gebruik van hulpmiddelen bij het spellen zoals spellingkaarten, controleschema's
Inhoud voor: groep 7 en 8
als groep 5-6 +
- spelling van leenwoorden (politie, liter, computer)
- spelling van woorden met apostrof (komma's, thema's)
- spelling van woorden met deelteken (trema) en koppelteken (ideeën, Noord-Brabant)
- attitude voor correct schriftelijk taalgebruik
- gebruik van hulpmiddelen bij het spellen zoals een woordenboek, spellingchecker of controleschema's