Nederlands - Taalbeschouwing, waaronder strategieën - kerndoel 11 - Toelichting en verantwoording


De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen:

  • regels voor het spellen van werkwoorden;
  • regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden;
  • regels voor het gebruik van leestekens.

Bij dit kerndoel gaat het erom dat leerlingen:

  • de spellingsregels kennen en toepassen;
  • de regels voor het gebruik van interpunctie kennen en toepassen;
  • grammaticaal inzicht verwerven en zinvol gebruikmaken van dit inzicht bij het toepassen van de spellingregels en het gebruik van interpunctie.

Voor het leren van taalkundige principes en regels is het verwerven van grammaticaal inzicht noodzakelijk. Om bijvoorbeeld de werkwoorden zuiver te kunnen spellen, moeten leerlingen het onderwerp en het gezegde (en dan vooral de persoonsvorm) kunnen onderscheiden. Ook om bijvoorbeeld aanhalingstekens of een komma te kunnen plaatsen, is inzicht in de taalstructuur vereist.

Veel onveranderlijke woorden (woorden die uitgaan van een min of meer vast woordbeeld, dit in tegenstelling tot werkwoorden) kunnen alleen geleerd worden door veel oefening. Hoewel de spelling van het Nederlands vergeleken met andere talen, zoals het Engels, vrij regelmatig is, zijn er namelijk veel specifieke spellingpatronen die kinderen gewoonweg moeten leren door systematisch te oefenen. Bovendien zijn er veel regels en uitzonderingen. De woordbeelden moeten zoveel mogelijk geautomatiseerd worden.

De grammatica, waar dit kerndoel over gaat, wordt gerekend tot het domein van de taalbeschouwing. Maar taalbeschouwing is meer dan reflecteren op het systeem van taal. Het gaat ook om reflecteren op:

  • de betekenis van taal (woord- en zinsbetekenis);
  • de functies van taal (communicatief, expressief en conceptualiserend);
  • de taalcultuur (taalvariatie).