Nederlands - Taalbeschouwing, waaronder strategieën - kerndoel 10 - Groep 7 en 8 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.


Groep 7 en 8


Wat doet de leraar?

  • De leraar moedigt aan tot het inzetten van strategieën en begeleidt dit zo nodig.
  • Zij bespreekt het gebruik van strategieën.
  • Zij stimuleert dat kinderen gebruik maken van strategieën door:
    • af en toe denkvragen te stellen, waarbij de kinderen bepaalde strategieën moeten toepassen om achter het antwoord te komen;
    • kinderen regelmatig in duo’s te laten werken waarbij ze met elkaar bedenken en bespreken hoe ze te werk zullen gaan;
    • met de kinderen te praten over teksten (en samen te lezen);
    • kinderen in kleine groepjes teksten te laten lezen en opdrachten te laten maken bij begrijpend lezen, bijvoorbeeld volgens ‘reciprocal teaching’.
  • De leraar voert reflectiegesprekken met kinderen na een uitgevoerde activiteit waarbij zij kinderen laat vertellen over wat ze gedaan hebben, hoe ze het hebben uitgevoerd en hoe het gegaan is. Zij voert reflectiegesprekken afwisselend individueel, in een kleine groep of in de grote groep.
  • Zij reflecteert met de kinderen op gebruikte strategieën. Zij laat de kinderen zelf nagaan welke strategieën voor hen wel of niet goed, effectief en prettig werken. Kinderen leren zo dat je zelf kiest welke strategieën je inzet, afhankelijk van je doel en je eigen voorkeuren. Dit betekent dat de leraar de kinderen mogelijke aanpakken van taken laat verwoorden en expliciteren. Tijdens de lessen in zaakvakken bijvoorbeeld creëert zij momenten waarop er gesproken wordt over verschillende manieren om een tekst te lezen en te verwerken; zij reflecteert met de kinderen op de aanpak en het gebruik van strategieën.
  • De leraar bewaakt de transfer van geleerde strategieën naar de zaakvakken.