Nederlands - Taalbeschouwing, waaronder strategieën - kerndoel 10 - Groep 1 en 2 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.


Groep 1 en 2


Wat doet de leraar?

  • De leraar begeleidt kinderen bij het inzetten van spreek- en luisterstrategieën.
  • Zij bespreekt het gebruik van strategieën.
  • Zij stimuleert dat kinderen gebruik maken van strategieën door:
    • af en toe denkvragen te stellen, waarbij de kinderen bepaalde strategieën moeten toepassen om achter het antwoord te komen;
    • kinderen regelmatig in duo’s te laten werken waarbij ze met elkaar bedenken en bespreken hoe ze te werk zullen gaan.
  • De leraar voert reflectiegesprekken met kinderen na een uitgevoerde activiteit waarbij zij kinderen laat vertellen over wat ze gedaan hebben, hoe ze het hebben uitgevoerd en hoe het is gegaan. Zij voert reflectiegesprekken afwisselend individueel, in een kleine groep of in de grote groep.
  • Zij richt af en toe expliciet de aandacht van de kinderen op gesprekspatronen. Dit gebeurt tijdens of na afloop van een gesprek in de kleine kring, als een bepaald gesprekspatroon optreedt en zo een logische aanleiding vormt. Zij verwoordt hoe het gesprek verloopt en wie welke rollen heeft. Zij benoemt ook af en toe bepaalde patronen expliciet en bespreekt met de kinderen wat een dergelijk patroon of gewoonte met zich meebrengt.
  • Zij stelt bijvoorbeeld aan de orde dat een kind een ander kind, dat aan het vertellen was, onderbrak. Zij bespreekt met ze wat je kunt doen in een dergelijk geval en wat het desbetreffende kind deed: “Wat zou je kunnen doen als iemand gaat praten, terwijl jij nog aan het praten bent? Hoe zou je een beurt kunnen krijgen als anderen alsmaar aan het woord zijn?”
  • Zij helpt kinderen hiermee zich bewust te worden van de rol die ze zelf in het gesprek kunnen spelen en de invloed die ze daarmee kunnen hebben op het verloop van het gesprek.
  • De leraar schept een omgeving waarin het voor kinderen natuurlijk wordt om opmerkingen te maken over wat er in een gesprek gebeurt. Tijdens en na afloop van gesprekken maakt zij af en toe opmerkingen die kinderen helpen zich bewust te worden van gespreksinvloeden/gesprekspatronen, zoals “Volgens mij wil Rachid ook iets zeggen, want ik merkte dat zij al een paar keer ertussen probeerde te komen.” Zij staat hiermee model voor een reflectieve houding op gesprekspatronen.