Kunstzinnige oriëntatie - leerlijn B - Groep 5 en 6 - Wat doen de kinderen


leerlijn B: beeldende kunst


Groep 5 en 6


  • De kinderen beleven en onderzoeken kunstwerken en objecten van vormgeving in hun directe omgeving binnen en buitenschool, bijvoorbeeld in een schooltentoonstelling, op straat, in het park of landschap, de kunstuitleen, een museum, een atelier, een galerie.
  • Ze bekijken kunstwerken met een zelfde onderwerp in verschillende stijlen (van figuratief tot abstract) en proberen te ontdekken waarom een kunstenaar juist voor die bepaalde stijl kiest.
  • Ze onderzoeken de relatie is tussen kunstwerken en hun omgeving, bijvoorbeeld kunstwerken die gemaakt zijn voor een specifieke plek of een specifiek gebouw.
  • De kinderen maken onderscheid tussen autonome (vrije) kunst en kunstwerken met een gebruiksfunctie en leggen daarbij een relatie tussen vorm, functie en materiaalgebruik.
  • Ze ontdekken dat kunstenaar een beroep is en vergelijken heden en verleden, bijvoorbeeld de tijd van Rembrandt.
  • Ze kijken en praten met kunstenaar over zijn eigen werkwijze en die van andere kunstenaars.
  • Ze kijken en praten over inspiratiebronnen en creatieve processen van kunstenaars; hun werkwijze en het gebruik van specifieke materialen en technieken.
  • Ze komen daarbij in aanraking met begrijpelijke 'vaktaal' van de kunstenaar, bijvoorbeeld de naam van specifiek gereedschap, specifieke materialen en beeldaspecten.
  • De kinderen laten zich door kunstwerken in een tentoonstelling inspireren tot eigen beeldend onderzoek en gaan in een workshop aan het werk met beeldende problemen die verwant zijn (niet identiek) aan die van kunstenaars.

Toelichting: Kijkwijzer

Een kijkwijzer is een handleiding, een reeks vragen, die je stimuleert om bewuster naar een beeld te kijken.

Voorbeeld van een kijkwijzer
Wat valt je op, wat is je eerste indruk? De kinderen geven een eerste spontane reactie en vertellen wat er bij hen opkomt)
Wat is het, wat stelt het voor? Wat stelt het schilderij, beeldhouwwerk, foto voor?
Wat is het voor gebouw, gebruiksvoorwerp, kledingstuk ? wat is de functie ervan?
Wat zie je allemaal, hoe ziet het eruit? Hoe is het gemaakt? Van welk materiaal?
Welke beeldaspecten spelen een belangrijke rol?
Hoe zijn deze beeldaspecten gebruikt?
Waarom zou het zo gemaakt zijn? Voor wie is het beeld of object bedoeld?
Wat roept het kunstwerk bij je op?
Wat vertelt het beeld je? Hoe en waaraan zie je dat?
Wat vind je er van en waarom? Is je mening anders dan je eerste indruk nu we er wat langer naar gekeken en er over gepraat hebben? Waardoor komt dit?
Als jij zoiets zou maken, hoe zou jij het dan doen?

De vragen in de kijkwijzer zijn heel algemeen gesteld, in de praktijk betekent het dat ze afgestemd moeten worden op het betreffende onderwerp en op het ontwikkelingsniveau van de kinderen. je vraagt kinderen uit groep 5 dus niet: 'Welke beeldaspecten zijn gebruikt?', maar 'Wat kun je vertellen over de kleur van de krokodil en de kleuren van de grond?'

Bron: van Onna, J. & Jacobse, A. (2004). Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Toelichting: Inspiratiebronnen

Bijvoorbeeld:

  • de natuur: mensen, dieren, planten, landschappen;
  • andere kunstwerken/kunstenaars;
  • hedendaagse beeldcultuur;
  • nieuwe media;
  • technologische ontwikkelingen (vanaf groep 7/8);
  • visie op de maatschappij en maatschappelijke ontwikkelingen.

Toelichting: Creatieve processen

Onderzoeken:

je verwonderen, open staan voor allerlei nieuwe indrukken, gericht waarnemen, schetsen, fotograferen, gesprekken voeren, bronnenonderzoek.

Experimenteren:

experimenteren met materialen, technieken, beeldaspecten (kleur, vorm, ruimte etc.), openstaan voor het toeval, nieuwe ontdekkingen, gebruik maken van je verbeelding.

Reflecteren en keuzes maken:

feedback krijgen, leren van je mislukkingen, afstand nemen je werk, analyseren, vergelijken, keuzes maken en plannen uitwerken.

Toelichting: Associaties van kinderen

Beeldende kunst roep bij (jonge) kinderen vaak allerlei associaties op, Een schilderij met bijvoorbeeld een afbeelding van het strand roept bij hen allerlei associaties op over hun eigen vakantie aan zee. Binnen de kortste keren gaat het gesprek niet meer over het schilderij, maar over hun eigen vakantie aan zee.

Toelichting: Autonome en toegepaste kunst

Autonome kunst:

Kunst die geen directe vaste functie heeft noemen we autonoom. Autonoom wil niet zeggen zonder doel, maar op zich zelf staand.

Toegepaste kunst:

Objecten die naast het feit dat ze een verfraaiing of versiering zijn ook een functie hebben, bijvoorbeeld design meubelen of -kleding, sieraden, keramiek, grafische vormgeving.