Kunstzinnige oriëntatie - leerlijn B


leerlijn B: beeldende kunst

Toelichting en verantwoording

betekenisvolle onderwerpen en thema's Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2

In groep 1/2 is vooral aandacht voor beelden en beeldende kunst uit de directe omgeving van kinderen.

Inhoud voor: groep 3 en 4

In groep 3/4 wordt aandacht besteed aan de verschillende werkomgevingen van kunstenaars en aan de verschillende manieren van werken. Ook de relatie tussen vorm en functie van het kunstwerk komt aan de orde.

Inhoud voor: groep 5 en 6

In groep 5/6 wordt aandacht besteed aan het beroep van kunstenaar; verschil tussen vroeger en nu. In dit verband komt ook het verschil tussen autonoom en toegepast werk aan de orde. Leerlingen bespreken de relatie van een kunstwerk met de omgeving en er is aandacht voor stijlkenmerken.

Inhoud voor: groep 7 en 8

In groep 7/8 wordt het verhaal van het kunstwerk bekeken vanuit de kijker, maar ook vanuit de kunstenaar zelf. Hierbij kan ook kunst in andere culturen belicht worden. Er is aandacht voor het toepassen van nieuwe media in de beeldende kunst en het combineren van verschillende kunstdisciplines in een totaalproduct: bijvoorbeeld muziek en beeldend.

beeldende kunst, architectuur en vormgeving in de directe omgeving Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • schilderkunst, beeldhouwkunst
  • architectuur, omgevingsvormgeving,
    bijvoorbeeld huizen, torens, bruggen, plein, park
  • kunstenaars uit verschillende disciplines,
    bijvoorbeeld schilder, beeldhouwer, architect:en de verschillen in werkwijze van deze kunstenaars
  • beeldcultuur van kinderen,
    bijvoorbeeld televisie, kleding, speelgoed, prentenboekillustraties
Inhoud voor: groep 3 en 4

als 1/2 +

  • fotografie, keramiek, vormgeving
    bijvoorbeeld poppentheater
  • architectuur, omgevingsvormgeving,
    bijzondere gebouwen, vervoermiddelen
  • kunstenaars uit verschillende disciplines,
    bijvoorbeeld illustrator, fotograaf; keramist, vormgever:
  • beeldcultuur van kinderen,
    bijvoorbeeld computerspelletjes, internet, strips
Inhoud voor: groep 5 en 6

als 3/4 +

  • mode grafiek, decors en theaterkostuums
  • architectuur, omgevingsvormgeving,
    bijvoorbeeld straatmeubilair, landschapsarchitectuur
  • kunstenaars uit verschillende disciplines,
    bijvoorbeeld graficus, ontwerper van mode, architect:
  • beeldcultuur van kinderen,
    computer/internet; gadgets
Inhoud voor: groep 7 en 8

als 5/6 +

  • computer en videokunst en theatervormgeving
  • architectuur, omgevingsvormgeving,
    bijvoorbeeld interieur en exterieur van huizen
  • kunstenaars uit verschillende disciplines,
    bijvoorbeeld computer- of videokunstenaar, ontwerper van meubels en interieurs
  • beeldcultuur van kinderen,
    bijvoorbeeld tijdschriften, reclame, (computer)animaties

hierbij is aandacht voor de betekenis Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • associaties van kinderen bij beeldende kunstwerken en gebruiksvoorwerpen
  • speels verkennen van beeldaspecten, materialen en technieken
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • verhalen van kinderen bij beeldende kunstwerken/gebruiksvoorwerpen
  • relaties tussen betekenis en vormgeving van een kunstwerk
  • relaties tussen vormgeving en functie van gebruiksvoorwerpen
  • relaties tussen kunstwerken van dezelfde kunstenaar of kunstwerken met hetzelfde thema
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • het verhaal van het kunstwerk vanuit het perspectief van het kind (de beschouwer)
  • autonome en toegepaste kunst
  • relaties tussen de vormgeving, functie en de beoogde doelgroep
  • stijlkenmerken: een zelfde onderwerp van figuratief tot abstract (portret, dier, bloem)
  • kunstwerken voor een speciaal gebouw of omgeving
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • het verhaal van het kunstwerk vanuit het perspectief van het kind (de beschouwer) en vanuit het perspectief van de kunstenaar (de maker)
  • de betekenis van een kunstwerk of gebruiksvoorwerp in relatie tot de tijd en de (sub)cultuur waarin het is ontstaan
  • toepassing van technologie in beeldende kunst en gebruiksvoorwerpen

Toelichting: Kijkwijzer

Een kijkwijzer is een handleiding, een reeks vragen, die je stimuleert om bewuster naar een beeld te kijken.

Voorbeeld van een kijkwijzer
Wat valt je op, wat is je eerste indruk? De kinderen geven een eerste spontane reactie en vertellen wat er bij hen opkomt)
Wat is het, wat stelt het voor? Wat stelt het schilderij, beeldhouwwerk, foto voor?
Wat is het voor gebouw, gebruiksvoorwerp, kledingstuk ? wat is de functie ervan?
Wat zie je allemaal, hoe ziet het eruit? Hoe is het gemaakt? Van welk materiaal?
Welke beeldaspecten spelen een belangrijke rol?
Hoe zijn deze beeldaspecten gebruikt?
Waarom zou het zo gemaakt zijn? Voor wie is het beeld of object bedoeld?
Wat roept het kunstwerk bij je op?
Wat vertelt het beeld je? Hoe en waaraan zie je dat?
Wat vind je er van en waarom? Is je mening anders dan je eerste indruk nu we er wat langer naar gekeken en er over gepraat hebben? Waardoor komt dit?
Als jij zoiets zou maken, hoe zou jij het dan doen?

De vragen in de kijkwijzer zijn heel algemeen gesteld, in de praktijk betekent het dat ze afgestemd moeten worden op het betreffende onderwerp en op het ontwikkelingsniveau van de kinderen. je vraagt kinderen uit groep 5 dus niet: 'Welke beeldaspecten zijn gebruikt?', maar 'Wat kun je vertellen over de kleur van de krokodil en de kleuren van de grond?'

Bron: van Onna, J. & Jacobse, A. (2004). Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Toelichting: Inspiratiebronnen

Bijvoorbeeld:

  • de natuur: mensen, dieren, planten, landschappen;
  • andere kunstwerken/kunstenaars;
  • hedendaagse beeldcultuur;
  • nieuwe media;
  • technologische ontwikkelingen (vanaf groep 7/8);
  • visie op de maatschappij en maatschappelijke ontwikkelingen.

Toelichting: Creatieve processen

Onderzoeken:

je verwonderen, open staan voor allerlei nieuwe indrukken, gericht waarnemen, schetsen, fotograferen, gesprekken voeren, bronnenonderzoek.

Experimenteren:

experimenteren met materialen, technieken, beeldaspecten (kleur, vorm, ruimte etc.), openstaan voor het toeval, nieuwe ontdekkingen, gebruik maken van je verbeelding.

Reflecteren en keuzes maken:

feedback krijgen, leren van je mislukkingen, afstand nemen je werk, analyseren, vergelijken, keuzes maken en plannen uitwerken.

Toelichting: Associaties van kinderen

Beeldende kunst roep bij (jonge) kinderen vaak allerlei associaties op, Een schilderij met bijvoorbeeld een afbeelding van het strand roept bij hen allerlei associaties op over hun eigen vakantie aan zee. Binnen de kortste keren gaat het gesprek niet meer over het schilderij, maar over hun eigen vakantie aan zee.

Toelichting: Autonome en toegepaste kunst

Autonome kunst:

Kunst die geen directe vaste functie heeft noemen we autonoom. Autonoom wil niet zeggen zonder doel, maar op zich zelf staand.

Toegepaste kunst:

Objecten die naast het feit dat ze een verfraaiing of versiering zijn ook een functie hebben, bijvoorbeeld design meubelen of -kleding, sieraden, keramiek, grafische vormgeving.