Kunstzinnige oriëntatie - leerlijn A - Groep 5 en 6 - Wat doet de leraar


leerlijn kunstzinnige oriëntatie: algemeen


Groep 5 en 6


  • De leraar biedt eenvoudige historische bronnen aan, zoals foto's, oude schilderijen, oude kaarten, krantenartikelen en jeugdliteratuur, en laat kinderen onderzoek doen naar erfgoed in de omgeving, bijvoorbeeld de geschiedenis van een wijk, een historisch gebouw, volksfeesten en (plaatselijke) gebruiken.
  • Ze laat kinderen (in groepjes) werken met verschillende bronnen om het verleden te onderzoeken en te ervaren welke informatie dit oplevert, bijvoorbeeld een schilderij vertelt een verhaal in beelden, kranten bieden nieuws uit het verleden, boeken vertellen (geromantiseerde) verhalen.
  • Ze stimuleert kinderen om vragen te stellen aan bronnen en laat bronnen met elkaar vergelijken.
  • Ze nodigt de kinderen uit te doen als in de verleden tijd: leven als ...., spelen als ...., schrijven, praten, dichten, zingen, tekenen, bouwen. Ze laat kinderen daarbij verhalen vertellen.


Wat doet de leraar in samenwerking met anderen?

(Bijvoorbeeld met de (interne) cultuurcoördinator, een kunstenaar, kunstvakdocent, educatief medewerker)

  • De leraar betrekt de plaatselijke culturele omgeving bij themaprojecten en lessen kunstzinnige oriëntatie.
  • Ze brengt kinderen in aanraking met echte kunstwerken en 'live' kunstenaars, bijvoorbeeld een muzikant in de klas met oude en nieuwe muziek(instrumenten).
  • Ze bezoekt met de kinderen cultureel erfgoed of een cultureel evenement in de omgeving, bijvoorbeeld een oude werkplaats, een cultureel wijkfeest, muziekvoorstelling of beeldententoonstelling. (zie het doorkijkje 'Objecten uit het verleden')
    Ze stelt de kinderen vragen over:
    • wat ze ervaren, wat ze bijzonder vinden, hoe ze het waarderen;
    • verschillen en overeenkomsten met wat ze zelf hebben, kopen, maken;
    • de functie van het erfgoed of evenement, nu en in het verleden, waarom het is georganiseerd en voor wie het is bedoeld.