Zoeken
verfijn de resultaten
De kandidaat kan een beeldende probleemstelling verkennen, analyseren, oplossen en uitvoeren.
De kandidaat kan een werkplan opstellen, bewaken en uitvoeren, zijn werkproces vastleggen, ordenen en presenteren en erop reflecteren.
De kandidaat kan aspecten van de voorstelling en vormgeving zó gebruiken dat ze een bijdrage leveren aan de zeggingskracht van het eigen beeldend werk.
De kandidaat kan in eigen beeldend werk de aspecten van de voorstelling en van de vormgeving benoemen en toelichten.
De kandidaat kan een relatie leggen tussen eigen beeldend werk en beeldend werk van anderen aan de hand van de aspecten van de voorstelling en van de vormgeving.
De kandidaat kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken en verstrekken in het kader van het sectorwerkstuk.
De exameneenheid Oriëntatie op leren en werken moet getoetst worden op het schoolexamen en leent zich meer voor praktische opdrachten dan voor een schriftelijke toets.
De leerlingen moeten voor deze exameneenheid dus een persoonlijke reactie kunnen geven op gelezen fictie, waarbij de inhoud van het fictiewerk een belangrijk uitgangspunt is.
Hoewel beide economische vakken een eigen benadering hebben en ook een eigen 'kengebied' zijn er mogelijkheden om de vakken meer met elkaar te verweven, waardoor het leereffect van beide vakken gezamenlijk voor de individuele leerling groter wordt.