Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Stel open vragen die aanzetten tot denken (waarom, hoe, waardoor) en waarmee je inzicht krijgt in hoeverre leerlingen iets hebben begrepen. Selecteer na elke vraag één leerling die de vraag gaat beantwoorden met een namenkiezer (zie pagina 4). Geef voldoende nadenktijd voor het selecteren van een leerling.
Stel gesloten of korte antwoordvragen aan de hele klas, waarmee je inzicht krijgt in hoeverre de leerlingen iets hebben begrepen. Alle leerlingen beantwoorden tegelijkertijd dezelfde vraag. De docent bekijkt het resultaat en stelt op basis van het resultaat een vervolgvraag gericht op diepgang aan een leerling of leerlingen die hetzelfde antwoord hebben of wederom aan de groep als geheel.
Stel een vraag aan de hele klas. Laat de leerlingen eerst één minuut in stilte nadenken en vervolgens in duo's over het antwoord overleggen. Geef daarna klassikaal een willekeurige leerling met behulp van een namenkiezer (zie pagina 4) een beurt. Deze leerling beantwoordt de vraag en licht toe hoe het antwoord tot stand is gekomen.
Gooi een dobbelsteen of draai aan een rad (http://www.classtools.net/random-name-picker/) met daarop de woorden wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe. Selecteer een leerling met een namenkiezer (zie pagina 4). Deze leerling formuleert een vraag dat begint met het woord dat op de dobbelsteen staat. De leerling wijst een medeleerling aan die de vraag gaat beantwoorden.
Geef alle leerlingen een post-it of kaartje en stel één open vraag (of hooguit twee) over de stof die dat uur behandeld is. De vraag gaat over de stof waarvan de docent wil weten of het voldoende beheerst wordt of dat er nog meer tijd aan besteed moet worden. In stilte schrijven leerlingen het antwoord op een post-it. De post-it plakken ze op of naast de deur wanneer ze de klas verlaten.