Veelgestelde vragen algemeen
FAQ's over praktijkgerichte programma’s voor het havo.
In een praktijkgericht programma doen leerlingen ervaring op in en buiten de school op basis van opdrachten van opdrachtgevers uit bedrijven en instellingen. Loopbaanoriëntatie is onderdeel van het examenprogramma. Met deze vakken sluiten we aan bij de behoefte van leerlingen om praktisch bezig te zijn en de relevantie van hetgeen ze leren te ervaren. Dit rust leerlingen beter uit op een keuze en daadwerkelijke overstap naar het vervolgonderwijs. Momenteel zijn er twee schoolexamenvakken in ontwikkeling in het havo: Technologie en Maatschappij.
Ja, leerlingen ontwikkelen vaardigheden die van belang zijn voor de daadwerkelijke overstap naar het vervolgonderwijs. Voor leerlingen helpt het daarnaast om vroegtijdig kennis te maken met beroepscontexten in werkvelden, om te kunnen kiezen voor een opleidingsrichting en vervolgopleiding. Leerlingen ervaren hierdoor beter wat ze willen, waar ze goed in zijn en krijgen een brede oriëntatie mee.
LOB is geïntegreerd in de examenprogramma’s. Het praktijkgerichte karakter van de programma’s maakt dat scholen de mogelijkheid hebben LOB op natuurlijke wijze te integreren. Leerlingen voeren praktische en realistische opdrachten uit voor verschillende externe opdrachtgevers en oriënteren zich zodoende op hun toekomstige loopbaan en opleiding. Daarnaast kunnen leerlingen op deze manier ervaren waar hun kwaliteiten en interesses liggen.
De invoering van praktijkgerichte examenvakken in het havo betekent veel voor de dagelijkse praktijk in de school. Elke school dient zelf de vertaalslag te maken van een examenprogramma naar een onderwijsprogramma. De onderwijsprogramma’s en leermiddelen moeten op schoolniveau worden uitgewerkt, een vaksectie wordt samengesteld, de onderwijsorganisatie wordt aangepast, PTA’s worden uitgewerkt, schoolexamens worden ontwikkeld en docenten worden bijgeschoold etc. Op diverse scholen vraagt de invoering praktijkgericht programma havo om aanpassingen in de inrichting en inventaris van de school. Deze vertaling kent niet alleen schoolinterne aspecten, maar vraagt ook om afstemming met andere scholen in de regio, vervolgonderwijs en arbeidsmarkt.
De praktijkgerichte programma’s zijn brede programma’s. De kennis en vaardigheden die leerlingen leren worden uitgevoerd in de context van werkvelden. De werkvelden zijn gebaseerd op de diverse vervolgrichtingen. Dat betekent dat de leerlingen afhankelijk van het aanbod van de school in de gelegenheid gesteld kunnen worden een aantal werkvelden te verkennen en te ervaren.
Het idee van het praktijkgerichte programma’s is dat de school op basis van het examenprogramma zelf invulling geeft aan het onderwijsprogramma. Het praktijkgerichte programma krijgt kleur in de context van de school, de mogelijkheden in de regio en de vraag van de externe opdrachtgevers. Met een schoolexamen kan worden aangesloten bij de specifieke behoeften die spelen.
In het examenprogramma Maatschappij (pgp-M) ligt de focus op het werken met en voor mensen in de brede zin van het woord. Denk bij het werken met mensen bijvoorbeeld aan activiteiten in de gezondheidszorg en het onderwijs. Werken voor mensen zal vooral tot uiting komen in de brede economische sector, de juridische sector, in taal en cultuur of de sector die zich richt op gedrag en maatschappij. De kern van een praktijkgericht programma is dat leerlingen aan de slag gaan met praktijkgerichte en realistische opdrachten voor externe opdrachtgevers Dit kan binnen en buiten school. Het doel daarvan is de beroepsoriëntatie op hbo-niveau te stimuleren en de aansluiting naar het vervolgonderwijs te verbeteren.
In het examenprogramma Technologie (pgp-T) ligt het accent op de brede toepassing van technologie in de wereld om ons heen. De kern van een praktijkgericht programma is dat leerlingen aan de slag gaan met praktijkgerichte en realistische opdrachten voor externe opdrachtgevers. Dit kan binnen en buiten school. Het doel daarvan is de beroepsoriëntatie op hbo-niveau te stimuleren en de aansluiting naar het vervolgonderwijs te verbeteren.
Het uitgangspunt van beide trajecten is vergelijkbaar: leerlingen meer realistische en praktijkgerichte ervaringen bieden om beroepsoriëntatie te stimuleren en doorstroom naar het vervolgonderwijs te verbeteren. Havo en vmbo hanteren daarbij dezelfde kaders en uitgangspunten. De kennis en vaardigheden in het vmbo zorgen voor aansluiting op mbo en havo. Havo richt zich met de kennis en vaardigheden vooral op de aansluiting naar het hbo.
Scholen kunnen meerdere praktijkgerichte programma’s aanbieden. Er zijn vier programma’s: praktijkgericht programma Technologie (pgp-T) en praktijkgericht programma Maatschappij (pgp-M) in de kleine en de grote variant, respectievelijk 120 en 360 studielastuur.
De school bepaalt het onderwijsaanbod en maakt eigen afwegingen daarin.
De programma’s geven richting en bieden ruimte voor eigen inkleuringen. Alle eindtermen die staan in het pgp-T en pgp-M moeten getoetst worden. Weliswaar is het mogelijk de relatie te leggen met bijvoorbeeld een schoolinitiatief rond techniekprogramma’s, rond economische programma’s of programma’s die zich richten op de gezondheidszorg.
Een tip is om niet 1 docent verantwoordelijk te maken voor de ontwikkeling van een nieuw vak maar vaksectie in te richten. Hierbij kunt u denken aan de inzet van twee docenten (eventueel aangevuld met ondersteuning van een (technisch) onderwijsassistent) en het beschikbaar maken van een netwerker voor een dagdeel per week om contact te leggen en onderhouden met het bedrijfsleven, instellingen en het hbo. In de eerste fase van ontwikkeling van een nieuw vak op school helpt het daarnaast om voldoende ontwikkeltijd beschikbaar te stellen. Ervaring leert echter dat als scholen op deze manier invulling geven aan het vak, het praktijkgericht programma beter van de grond komt.
Van docenten wordt verwacht dat zij leerlingen kunnen begeleiden in het proces naar toenemende zelfstandigheid en competentiebeheersing. Een dergelijke docent ontwikkelt samen met collega's, regionale bedrijven en instellingen en het vervolgonderwijs levensechte opdrachten. Ook kan hij leerlingen aan verschillende opdrachten laten werken en differentiëren naar niveau en leerstijl van de leerling. Docenten die met een praktijkgerichte programma aan de slag gaan, zijn dus niet alleen tijd kwijt aan het zich eigen maken van het nieuwe vak, het impliceert voor velen een verandering in hun manier van lesgeven. Docenten ontwikkelen zich in het begeleiden van leerlingen in de ontwikkeling van vaardigheden. Ze dienen meer creatief en ondernemend te zijn en affiniteit te hebben met projectmatig werken.
Dit traject betreft slechts de ontwikkeling van praktijkgerichte programma’s voor het havo, er is geen sprake van een stelselwijziging. Er komen programma’s bij. De school bepaalt of ze het programma aan wil bieden.
Nee, het is aan de havo-school om een praktijkgericht programma aan te bieden.
Het kleine programma is geschreven voor 120 studielasturen en valt onder het combinatiecijfer. Het kleine programma vervangt geen ander vak en komt naast de al aangeboden vakken.
Het grote programma is geschreven voor 360 studielasturen en kan als profielkeuzevak worden aangeboden (pgp-T bij de profielen N&T en N&G, pgp-M bij C&M en E&M) of desgewenst in het vrije deel van alle profielen.
Het vak O&O bestaat op havo en vwo. In het vak O&O ligt, vergeleken met de pgp-T, de nadruk sterker op de natuurwetenschappelijke en technologische concepten, denkwijzen en vakvaardigheden. LOB is in het pgp-T havo sterk gepositioneerd doordat alle loopbaancompetenties als eindtermen in het examenprogramma zijn verwerkt. In het vak O&O maakt LOB onderdeel uit van het bredere domein van zelfontwikkeling.
Havoscholen die vanaf schooljaar 2026-2027 praktijkgerichte programma’s willen aanbieden, kunnen van 5 januari tot en met 20 februari 2026 subsidie aanvragen. Kijk voor meer informatie: Praktijkgerichte havo | Subsidie | Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen
Er is een digitale handreiking om scholen voorbeelden te geven van een zelf te ontwikkelen praktijkgericht onderwijsprogramma op basis van het examenprogramma en de uitgangspunten daarvan.
Je vindt hier ter inspiratie informatie en tips over de ontwikkeling en inrichting van een onderwijsprogramma, voorbeeldopgaven en links naar relevante documentatie en sites. In deze handreiking staan ook voorbeelden en aanwijzingen over de inrichting van het schoolexamen.
Nee, voor leerlingen in de onderbouw verandert er niets. Al hebben scholen uiteraard wel de mogelijkheid om al in de onderbouw te starten met een praktijkgericht programma. Of om leerlingen kennis te laten maken met meerdere praktijkgerichte programma’s, voordat ze een keuze moeten maken.
Dat kan zeker en de betrokkenheid verschilt per regio. Regionale overheden kunnen een rol spelen in het stimuleren van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Gemeenten kunnen zelf levensechte opdracht leveren voor scholen.
Dat lijkt realistisch te zijn, zeker wanneer scholen in de regio onderling samenwerken. Ook kan worden samengewerkt met het vervolgonderwijs in de regio. Scholen die praktijkgerichte programma’s aanbieden wordt geadviseerd vroeg te starten met het opbouwen van een netwerk en/of aansluiting te zoeken bij bestaande netwerken in de regio. Samenwerken met bedrijven is een groeiproces waarbij scholen klein kunnen beginnen en langzaam stappen zetten naar meer levensechte opdrachten.
Samenwerken in de regio kan ook inhouden dat scholen samenwerken in het benaderen van bedrijven en het verwerven van opdrachten. Afstemming daarover lijkt, zeker waar meerdere scholen in een regio zijn, aan te bevelen.
Voor het vormgeven van een praktijkgericht programma is samenwerking met het hbo en het bedrijfsleven van groot belang. Tijdige opzet en intensiveren van deze samenwerking is daarbij onmisbaar. Te denken valt aan het opstarten van samenwerking op het gebied van:
- praktijkgerichte en realistische opdrachten (inzet van hbo/bedrijven als opdrachtgever en/of als beoordelaar);
- het bieden van (onderdelen van) het praktijkgerichte programma op de locatie van het hbo/bedrijf;
- het geven van (onderdelen van) het praktijkgerichte programma door hbo-docenten/-studenten;
- het gezamenlijk inrichten van LOB, stage-activiteiten of het profielwerkstuk.
In dit sterk loopbaanoriënterende programma is het belangrijk dat leerlingen ook kennismaken met het hbo. De ervaringen vanuit de pilot laten zien dat havo- scholen en hbo-opleidingen elkaar steeds beter weten te vinden. Dit leidt onder meer tot een aanbod van meeloopdagen waarin leerlingen en studenten samen werken aan opdrachten of modules en de verzorging van gastlessen door hbo-docenten.
Een examenprogramma bestaat uit een combinatie van kennis en vaardigheden, waaronder praktijkgerichte vaardigheden, werken aan praktijkgerichte en realistische opdrachten, LOB, werkvelden, programma-specifieke kennis en vaardigheden. Binnen het programma kun je contexten en opdrachten zelf bepalen. Je hebt dus veel ruimte om het examenprogramma te vertalen naar een onderwijsprogramma.
Ja, dat is zeker mogelijk. In artikel 2.53 lid 3 Wet voortgezet onderwijs 2020 staat dat het profielwerkstuk een werkstuk is, een presentatie daaronder begrepen, waarin op geïntegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden aan de orde komen die van betekenis zijn in het betrokken profiel. Het profielwerkstuk heeft op één vak of meer vakken betrekking. Het vak of de vakken waarop het werkstuk betrekking heeft, maakt/maken onderdeel uit van het totale pakket (eindexamen) van de leerling. Wel moet altijd ten minste één groot vak betrokken zijn. Een groot vak heeft in de bovenbouw op het havo een omvang van minimaal 320 studielasturen. In het geval van de grote variant van het praktijkgerichte programma is daar dus sprake van. In het geval van de kleine variant is het belangrijk dat het ook op een tweede vak betrekking heeft.
Ja. Het praktijkgerichte programma wordt gezien als regulier examenvak binnen het vakkenpakket van de havist. Hier geldt dus ook gewoon het doorstroomrecht naar het vwo. Houd er rekening mee dat een leerling met een praktijkgericht programma die doorstroomt vanuit het havo mogelijk een examenvak minder heeft gevolgd dan dat het in het vwo zal moeten doen. Maatwerk is in dat geval gewenst, maar dat is afhankelijk van de wijze waarop je dit vak in de school hebt neergezet.