Rekenen/wiskunde - Meten en meetkunde - kerndoel 33 - Groep 1 en 2 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.


Groep 1 en 2


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen vergelijken en ordenen objecten op lengte en worden zich bewust dat hierbij allerlei strategieën te gebruiken zijn waarbij onderzocht wordt 'waar nog een stukje uitsteekt', zoals bij het vergelijken van eigen lengtes door een plankje op de hoofden te leggen.
  • Ze doen ervaring op met het afpassen van lengtes gebruik makend van de stap als natuurlijke maateenheid en de meterlat als 'officiële' maateenheid.
  • De kinderen oriënteren zich in natuurlijke situaties (zoals tijdens het spelen in de poppenhoek of bouwhoek) op de oppervlakte van platte objecten en onderzoeken hoe je kunt achterhalen in hoeverre een gordijn, een deken of een stuk pakpapier groot genoeg is voor een bepaald doel.
  • Ze experimenteren met het groter en kleiner maken van oppervlaktes in spelsituaties, bijvoorbeeld als een krant gebruikt wordt als 'vlot' in een snelstromende rivier, als 'zeil' op een boot, als 'paraplu' tegen de regen, en zo meer.
  • Ze experimenteren met inhouden aan de watertafel aan de hand van bekers, kopjes en lepels en doen ervaring op met het afpassen van kleine aantallen kopjes of lepels bij het 'koken'.
  • Ze doen onderzoekjes waarin objecten qua gewicht eerst op de hand vergeleken worden, en daarna via de balans; en ze worden zich bewust dat sommige verschillen in gewicht wel op de balans maar niet op de hand te achterhalen zijn.
  • De kinderen ervaren het cyclische karakter van het proces van het verstrijken van de tijd zoals dat waarneembaar is doordat het steeds weer ochtend, middag, avond, enzovoort wordt.
  • Ze bekijken verschillende foto's die gemaakt zijn tijdens een uitje met de groep (bijvoorbeeld naar de kinderboerderij) en kunnen aan de hand van hun herinneringen en hun besef van het verstrijken van tijd, de plaatjes in de juiste volgorde leggen.
  • De kinderen spelen winkeltje: ze geven artikelen een prijs, gebruiken losse materialen of namaakmunten om mee te betalen en leren spelenderwijs hoe kopen en betalen in de winkel zich afspeelt en welke handelingen mensen dan doen. In hun gesprekjes en spel komen ook termen aan de orde als 'hoe duur is het', 'precies betalen', 'het kost 2 euro'.