Rekenen/wiskunde - Meten en meetkunde - kerndoel 32 - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.


Groep 1 en 2


Doorkijkje

Schaduwen op het speelplein

Tijdens een zonnige ochtend experimenteren de kleuters uit groep 1 en 2 met schaduwen op het speelplein.

Schaduwen zijn fascinerend voor hen, en er worden onderzoekjes gedaan rond vragen als: Kun je je schaduw kwijtraken door hard te lopen? De meeste kinderen weten wel dat dit niet mogelijk is, maar waaróm is dat zo? Het heeft in ieder geval te maken, zo wordt vastgesteld, met het feit dat 'de zon overal is', dus dan kun je je schaduw ook niet kwijtraken. "Behalve onder een boom, dan ben je hem wel kwijt", volgens Michael. De proef wordt op de som genomen. Inderdaad, geen schaduw meer. Maar de oorzaak is de meeste kinderen direct duidelijk: ze staan nu met z'n allen in de schaduw van de boom, dus logisch dat je dan zelf geen schaduw meer hebt.

"Kunnen wij zelf ook als een boom zijn?" vraagt juffrouw Audrey. "Kunnen wij ervoor zorgen dat iemand anders in onze schaduw staat?" Dat blijkt niet mee te vallen. Kinderen wringen zich in allerlei bochten om in de schaduw van een ander kind te komen, daarbij zich zo klein mogelijk makend. Maar er lijkt altijd nog wel een stukje van de eigen schaduw van een kind zichtbaar te zijn. Er blijkt echter nog een andere mogelijkheid. Je kunt een paraplu of parasol nemen, en dan het andere kind onder de paraplu laten staan. Ook dit wordt uitgeprobeerd. En inderdaad, nu kun je wel volledig in de schaduw van een ander kind staan.

Kun je zo lopen dat je schaduw achter je aan loopt, voor je uitloopt, naast je is? Dat blijkt allemaal niet zo moeilijk te zijn, je moet dan gewoon een andere richting op lopen. Maar kun je je schaduw ook korter maken? Of dunner? Of juist dikker? Er wordt volop geëxperimenteerd en veel kinderen doen allerlei ontdekkingen. Bijvoorbeeld: door jezelf heel smal te maken in de richting van de zon, wordt je schaduw ook heel smal. En zak je door je knieën en maak je jezelf heel klein, dan wordt je schaduw ook heel klein.

Tot slot stelt de juf een vraag die niet direct te beantwoorden valt: "Blijft je schaduw de hele dag even lang, of wordt die lengte steeds anders?" De kinderen mogen hier voorspellingen over doen. Ook wordt besproken hoe je daar achter zou kunnen komen. Vastgesteld wordt dat je dan eigenlijk telkens weer je schaduw moet meten. Bijvoorbeeld: elk kwartier. Besloten wordt om nog een laatste experiment te doen. Van één jongen en één meisje, Delano en Mayra, wordt de schaduwlengte op het plein met stoepkrijt afgetekend. "Dan kun je makkelijk onthouden hoe lang die schaduw was", aldus Lise.

Iedereen gaat nu naar binnen, maar over een kwartier komen ze weer terug en wordt de schaduwlengte van beide kinderen opnieuw afgetekend. Dit wordt nog vijf keer herhaald, en steeds duidelijker wordt het 'bewijs' geleverd: de schaduwen worden steeds korter. Zouden ze nu steeds korter worden en op het laatst helemaal verdwijnen? Nee, dat lijkt de meeste kinderen onwaarschijnlijk. Na een tijdje wordt hij vast wel weer langer.

's Middag wordt dit nog even gecontroleerd. En inderdaad, de schaduwen zijn nu weer veel langer geworden! "Maar de zon is ook veel lager," aldus Maaike, "en dan wordt je schaduw natuurlijk weer langer."

De betekenis van deze woorden dringt niet tot iedereen even goed door, maar het was in ieder geval toch een bijzonder interessant experiment. Nog dagenlang komen sommige kinderen terug bij de plek waar de schaduwen staan afgetekend.