Rekenen/wiskunde - Getallen en bewerkingen - kerndoel 27 - Groep 5 en 6 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk geval tot 100 snel uit het hoofd uitvoeren, waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn.


Groep 5 en 6


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen oefenen het optellen en aftrekken tot 100, waarbij ze meer en meer gebruik maken van een zelf gekozen strategie, zoals rijgen, splitsen, compenseren of verschil bepalen.
  • Ze maken daarbij voor zover nodig gebruik van passende tussennotaties en leren om deze notaties gaandeweg steeds meer achterwege te laten.
  • Ze kunnen dan ook anderen en de leraar uitleggen hoe ze de som in hun hoofd uitgerekend hebben en waarom die strategie goed past.
  • Ze herhalen de kennis van de tafelproducten en leren om de eerder geleerde, handige strategieën ook bij de moeilijkere tafelproducten in te zetten.
  • Ze automatiseren en memoriseren de tafels niet alleen via interactieve gezamenlijke oefeningen, maar ook door bijvoorbeeld in groepjes een tafelspel te doen of een computerspel te spelen.
  • Ze inventariseren zelf regelmatig welke optellingen, aftrekkingen tot 20 en welke tafelproducten ze nog niet vlot kennen en welke al wel. Ze nemen zelf verantwoordelijkheid om wat ze nog niet kennen, gericht te gaan oefenen en bespreken met de leraar hoe ze dit kunnen doen, wanneer en eventueel ook met wie.
  • De kinderen verkennen grotere vermenigvuldigingen en worden zich bewust dat deze vaak via het splitsen van één van de factoren
    (bijv. 5 x 18 → 5 x 10 + 5 x 8) handig opgelost kunnen worden.
  • Ze gaan vermenigvuldigingen met veel gebruikte en nuttige 'ankergetallen' herkennen en onthouden, bijvoorbeeld 2 x 50, 4 x 15 en 4 x 25.De kinderen oefenen het vlot uitrekenen van deelsommen uit de deeltafels zoals 32 : 4 = , waarbij ze de deling kunnen interpreteren als: 'hoeveel keer 4 kan er in, of: 'hoeveel groepjes van 4 kan ik eruit halen'; daarmee wordt direct de relatie met het vermenigvuldigen gelegd.
  • Ze automatiseren en memoriseren de deelsommen uit de deeltafels en zijn zich bewust hoe ze daarbij hun kennis van de vermenigvuldigtalfels kunnen inzetten.
  • Ze oefenen delingen met rest op basis van hun kennis van de deelsommen uit de deeltafels (bijv. 83 : 9 via 81 : 9).
  • Ze laten zien dat ze verschillende contexten kunnen vertalen in vermenigvuldigingen en delingen (bijv. 36 foto's er gaan er vier op één blad).
  • Ze krijgen door dat in verschillende contexten deelsommen niet helemaal uit hoeven komen, dat er een rest kan zijn, bijvoorbeeld een groep kinderen die over bussen moeten worden verdeeld. Ze leren daarbij deze 'rest' correct te interpreteren.

Toelichting: Basisbewerkingen

Bij basisbewerkingen gaat het om de elementaire handelingen van optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen die kinderen met hele getallen tot 100 uitvoeren. Ook het splitsen van getallen wordt ertoe gerekend.
Het zijn de bewerkingen die je vaak nodig hebt bij het rekenen: bij schattend rekenen (kerndoel 28), bij het handig rekenen (kerndoel 29), bij de schriftelijke bewerkingen (kerndoel 30), en bij het gebruik van de rekenmachine (kerndoel 31).
De basisbewerkingen worden gewoonlijk in verschillende etappes aangeleerd: splitsen, optellen en aftrekken van getallen tot 10; idem tot 20 en tot 100; vermenigvuldigen (begrip, tafels) en delen (begrip, tafels).

Toelichting: Rekenfeiten

Rekenfeiten zijn berekeningen die volledig geautomatiseerd dan wel gememoriseerd zijn, zoals:

  • getalsplitsingen ( 7 = 5 + 2 en 45 = 40 + 5);
  • de basisoptellingen en -aftrekkingen tot 20;
  • de tafels van vermenigvuldiging tot en met 10;
  • de deeltafels, afgeleid uit de vermenigvuldigtafels.

Rekenfeiten zijn het resultaat van een langdurig leerproces dat gewoonlijk begint met het betekenis geven aan een bewerking (cq. aan bewerkingen), vervolgt met de verkenning van handige rekenstrategieën om opgaven steeds vlotter uit te rekenen en uitmondt in een proces van automatiseren en memoriseren, met als resultaat dat de antwoorden op de betreffende opgaven vrijwel direct uit het geheugen opgeroepen kunnen worden.

Toelichting: Basisberekeningen

Basisberekeningen zijn berekeningen die je vlot en handig uit het hoofd kunt uitvoeren. In de praktijk gaat het vooral om berekeningen in het getalgebied tot 100:

  • het optellen en aftrekken tot 100;
  • het vermenigvuldigen en delen in het gebied tot 100,
    zoals 6 x 12 = 72 en 84 : 7 = 12;
  • berekeningen boven de 100 die op basis van het rekenen met nullen direct te maken zijn, naar analogie van het rekenen tot 100
    zoals bijvoorbeeld:
    • het optellen en aftrekken van ronde getallen: 300 + 200 = 500, 700 - 200 = 500, 120 + 120 = 240;
    • vermenigvuldigen met ronde getallen: 6 x 200 = 1200, 800 : 4 = 200, 30 x 20 = 600.

Toelichting: Bijzondere rekenfeiten

Bij bijzondere rekenfeiten gaat het om rekenfeiten die weliswaar niet gericht als zodanig worden ingeoefend, maar die zo veelvuldig voorkomen en die een zo groot toepassingbereik hebben, dat het van grote waarde is als kinderen deze feiten beheersen.
Het gaat hier om rekenfeiten zoals 4 x 25 = 100, 5 x 20 = 100, 4 x 15 = 60, 4 x 250 = 1000 en 8 x 125 = 1000.
Daarnaast zijn er rekenfeiten die niet tot het gebied van de hele getallen behoren, maar die we hier toch noemen omdat ze tot de gememoriseerde en geautomatiseerde rekenkennis behoren in andere domeinen.
Enkele voorbeelden: 1/4 = 0,25; 10% = 1/10 deel; 1 : 3 = 0,333...; 20% = 1/5 deel.