Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 46 - Groep 5 en 6 - Doorkijkje


De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon de seizoenen en dag en nacht veroorzaakt.


Groep 5 en 6


Doorkijkje

Dag, nacht en seizoenen

Laat een van de kinderen op de globe Nederland opzoeken. Markeer die plek, bijvoorbeeld met een vlaggetje. Wijs de kinderen op het feit dat de aarde draait om een schuine as. In welke richting draait de aarde? Introduceer nu de (zak)lamp en vertel de klas dat die de zon voorstelt. Maak desgewenst enkele kanttekeningen bij dit model: de zon is rond, is veel groter dan de aarde, geeft veel meer licht en de afstand tussen zon en aarde is veel groter. Bespreek hoe de aarde en de zon ten opzichte van elkaar bewegen. Laat daarna de lamp op de globe schijnen en draai de aarde om haar as. Laat de kinderen zelf afleiden wanneer het in ons land dag is en wanneer nacht. Kunnen ze dat verklaren?

Illustreer de kinderen met dit model dat we zeggen dat de zon 's morgens opkomt in het oosten, en 's avonds ondergaat in het westen. Klopt dit wel of niet met de werkelijkheid?

Vertel de kinderen dat de aarde ook een baan om de zon beschrijft. Gebruik hiervoor het model van het zonnestelsel (tellurium). Hoe lang doet de aarde erover om eenmaal een baan om de zon te draaien?

De as waar de aarde omheen draait staat 'scheef' ten opzichte van de baan die de aarde beschrijft om de zon. Daardoor krijgen delen van de aarde op het ene moment meer zon dan andere delen. Voor Nederland betekent het dat we zomer hebben als we veel zon krijgen en winter als we minder zon krijgen. In de overgangsfases is het lente of herfst. Laat de kinderen beredeneren dat de zon in ons land 's winters later opkomt en vroeger ondergaat dan 's zomers. In Nederland vieren we Kerstmis in de winter. Is het in Australië ook winter als het Kerstmis is?