Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 44 - Groep 7 en 8 - Doorkijkje


De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.


Groep 7 en 8


Doorkijkje

Hagelslag en vlokken onderzoeken

In groepjes onderzoeken de kinderen lege verpakkingen van chocolade- en vruchtenhagelslag en van vlokken.

Er staat een pak chocoladehagelslag, een pak vruchtenhagelslag en een pak vlokken op de tafel van de leraar. Ze vraagt of de kinderen weten waar hagelslag en vlokken van gemaakt zijn.
In groepjes onderzoeken de kinderen de lege hagelslag- en vlokkenverpakkingen. Ze maken een overzicht van de ingrediënten die er in de hagelslag en vlokken aanwezig zijn en constateren verschillen en overeenkomsten. Ze filosoferen waar de ingrediënten voor nodig zijn. Van sommige ingrediënten is dat duidelijk, de smaak, maar van andere is dat onduidelijk. Soms staan er geen namen maar nummers bij de ingrediënten genoemd. Dan zoeken kinderen in boekjes en op internet om welke stoffen het gaat en waar ze voor nodig zijn.

Ten slotte filosoferen ze over de productie van korrels en vlokken. Hoe krijgen ze de juiste vorm? Hoe zorgen ze ervoor dat de korrels en vlokken niet aan elkaar plakken? Vragen die niet opgehelderd zijn worden in een brief of een e-mail aan het bedrijf voorgelegd.


Toelichting: Constructieprincipes

Bij constructies gaat het om stevigheid en stabiliteit. Als blokken of Legostenen gestapeld worden dan is het bouwwerk minder stabiel en stevig dan wanneer de blokken of stenen in verband worden gelegd. Constructies van driehoeken zijn steviger dan die van vierhoeken. Sommige materialen zijn zelf al stevig. Door papier op te rollen of te vouwen verkrijgt het ook stevigheid. Ook bogen kunnen gebruikt worden om iets stevig te maken (boogbrug).

Toelichting: Verbindingen

Bij Lego en K'nex worden de bouwelementen aan elkaar geklikt. Bij houten blokken kan lijm ('specie') gebruikt worden om stevigheid te verkrijgen. Ook met nietjes, bouten en moeren, spijkers en schroeven kunnen verbindingen worden gemaakt. Onderdelen van tassen en kleding zitten met draad in elkaar. Andere vormen van verbindingen zijn knijpers, scharnieren, punaises, veters en ritsen.

Toelichting: Bewegings- en overbrengingsprincipes

Om onderdelen van een product ten opzichte van elkaar te laten bewegen worden scharnieren en draaipunten gebruikt. De hefboom beweegt om zijn draaipunt. Denk aan een wip of een schaar.
Door het opwinden van een touw om een as kun je iets laten draaien, ophijsen en takelen. Bij hijsen en takelen zijn katrollen een hulpmiddel. Het overbrengen van beweging vindt plaats door een ketting of snaar en tandwielen.
Bewegingen kunnen ook worden overgebracht door met lucht (pneumatiek) of water (hydraulica) gevulde cilinders. De cilinders zijn met leidingen verbonden en met een zuiger afgesloten. Door een zuiger naar beneden te drukken, gaat de andere omhoog.

Toelichting: Energiebronnen

Om iets te laten bewegen kan gebruik worden gemaakt van het eigen lichaam: duwen, optillen, trekken, drukken, trappen. Ook wind, water, elektriciteit, zon en batterijen kunnen daarvoor worden gebruikt. Batterijen kunnen ook zorgen voor verlichting en geluid. Met gas of hout kan iets worden verwarmd.