Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 44


De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.

Toelichting en verantwoording

materialen en gereedschappen Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

materialen Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • soorten metaal, glas, plastic, verf, hout, papier
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • o.a. stoffen, leer, drukinkt, elektriciteitsdraad
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • beton, polyester
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • grondstoffen

gereedschappen Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • schaar, zaag, hamer, schroevendraaier
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • naaimachine, boormachine, lasapparaat, citruspers
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • graafmachine, schuurpapier, vijl, soldeerbout
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • robotica: computergestuurde machines, decoupeerzaag

technische inzichten Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

constructieprincipes Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Bij constructies gaat het om stevigheid en stabiliteit. Als blokken of Legostenen gestapeld worden is het bouwwerk minder stabiel en stevig dan wanneer de blokken of stenen in verband worden gelegd. Constructies van driehoeken zijn steviger dan die van vierhoeken. Sommige materialen zijn van zichzelf al stevig. Door papier op te rollen of te vouwen verkrijgt het ook stevigheid. Ook bogen kunnen gebruikt worden om iets stevig te maken (boogbrug).

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • stevigheid, stabiliteit, evenwicht
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • profielen, driehoeksconstructie
Inhoud voor: groep 5 en 6

als groep 3/4

Inhoud voor: groep 7 en 8

als groep 5/6

verbindingen Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Bij Lego en K'nex worden de bouwelementen aan elkaar geklikt. Bij houten blokken kan lijm ('specie') gebruikt worden om stevigheid te verkrijgen. Ook met nietjes, bouten en moeren, spijkers en schroeven kunnen verbindingen worden gemaakt. Onderdelen van tassen en kleding zitten met draad in elkaar. Andere vormen van verbindingen zijn knijpers, scharnieren, punaises, veters en ritsen.

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • lijm, bouten en moeren, schroeven, passend
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • pin/gat, genaaid, nietje
Inhoud voor: groep 5 en 6

als groep 3/4 +

  • soldeertin, dop met schroefdraad
Inhoud voor: groep 7 en 8

als groep 5/6

beweging- en overbrengingsprincipes Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Om onderdelen van een product ten opzichte van elkaar te laten bewegen worden scharnieren en draaipunten gebruikt. De hefboom beweegt om zijn draaipunt. Denk aan een wip of een schaar. Door het opwinden van een touw om een as kun je iets laten draaien, ophijsen en takelen. Bij hijsen en takelen zijn katrollen een hulpmiddel. Het overbrengen van beweging vindt plaats door een ketting of snaar en tandwielen. Bewegingen kunnen ook worden overgebracht door met lucht (pneumatiek) of water (hydraulica) gevulde cilinders. De cilinders zijn met leidingen verbonden en met een zuiger afgesloten. Door een zuiger naar beneden te drukken, gaat de andere omhoog.

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • touw met opwindas, scharnier
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • snaar, tandwiel, hefboom, ketting
Inhoud voor: groep 5 en 6

als groep 3/4 +

  • sturingsmechanisme
Inhoud voor: groep 7 en 8

als groep 5/6 +

  • hydraulica, pneumatiek

energiebronnen Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Om iets te laten bewegen kan gebruik worden gemaakt van het eigen lichaam: duwen, optillen, trekken, drukken, trappen. Ook wind, water, elektriciteit, zon en batterijen kunnen daarvoor worden gebruikt. Batterijen kunnen ook zorgen voor verlichting en geluid. Met gas of hout kan iets worden verwarmd.

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • handmatig, wind, water
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • elektriciteit, hout
Inhoud voor: groep 5 en 6

als groep 3/4 +

  • olie, gas en zon
Inhoud voor: groep 7 en 8

als groep 5/6

producten Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

gebruik Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • takelwagen, stoel, poppenwagen, wip, vlieger, kaas
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • klimrek, schooltas, skelter, hijskraan, appelsap
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • piramide, brug, molens, (school)gebouw, fiets, auto
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • TV, computer, gsm, iPod
  • handleidingen

vormgeving Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • kleur, materiaal, vorm, substantie van bv. beker
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • kleur, materiaal, vorm, substantie van bv. M&M's
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • rollerskates, tandpasta en tube
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • gerecycled papier, skateboard

relatie vorm en functie Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • ronde of rechthoekige broodtrommel?
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • schooltas met een of meerdere vakken?
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • fiets, onderzeeër
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • vliegtuig, hagelslag

Toelichting: Constructieprincipes

Bij constructies gaat het om stevigheid en stabiliteit. Als blokken of Legostenen gestapeld worden dan is het bouwwerk minder stabiel en stevig dan wanneer de blokken of stenen in verband worden gelegd. Constructies van driehoeken zijn steviger dan die van vierhoeken. Sommige materialen zijn zelf al stevig. Door papier op te rollen of te vouwen verkrijgt het ook stevigheid. Ook bogen kunnen gebruikt worden om iets stevig te maken (boogbrug).

Toelichting: Verbindingen

Bij Lego en K'nex worden de bouwelementen aan elkaar geklikt. Bij houten blokken kan lijm ('specie') gebruikt worden om stevigheid te verkrijgen. Ook met nietjes, bouten en moeren, spijkers en schroeven kunnen verbindingen worden gemaakt. Onderdelen van tassen en kleding zitten met draad in elkaar. Andere vormen van verbindingen zijn knijpers, scharnieren, punaises, veters en ritsen.

Toelichting: Bewegings- en overbrengingsprincipes

Om onderdelen van een product ten opzichte van elkaar te laten bewegen worden scharnieren en draaipunten gebruikt. De hefboom beweegt om zijn draaipunt. Denk aan een wip of een schaar.
Door het opwinden van een touw om een as kun je iets laten draaien, ophijsen en takelen. Bij hijsen en takelen zijn katrollen een hulpmiddel. Het overbrengen van beweging vindt plaats door een ketting of snaar en tandwielen.
Bewegingen kunnen ook worden overgebracht door met lucht (pneumatiek) of water (hydraulica) gevulde cilinders. De cilinders zijn met leidingen verbonden en met een zuiger afgesloten. Door een zuiger naar beneden te drukken, gaat de andere omhoog.

Toelichting: Energiebronnen

Om iets te laten bewegen kan gebruik worden gemaakt van het eigen lichaam: duwen, optillen, trekken, drukken, trappen. Ook wind, water, elektriciteit, zon en batterijen kunnen daarvoor worden gebruikt. Batterijen kunnen ook zorgen voor verlichting en geluid. Met gas of hout kan iets worden verwarmd.