Oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving - kerndoel 34 - Groep 7 en 8 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.


Groep 7 en 8


Wat doet de leraar?

  • De leraar laat de kinderen informatie verzamelen over de puberteit met vragen als:
    • Hoe zal mijn lichaam de komende tijd veranderen?
    • Wat is er nu al aan het veranderen?
    • Verlopen die veranderingen bij jou hetzelfde of anders dan bij je klasgenoten?
    • Hoe kunnen jongens en meisjes hun veranderende lichaam goed verzorgen?
  • De leraar laat de kinderen het eigen voedingspatroon onder de loep nemen en stelt hierbij vragen als:
    • In welke groepen kun je voedingsmiddelen indelen?
    • Wat doen de volgende voedingsstoffen voor jou: eiwit, vet, koolhydraten, vezels, water, vitamines en mineralen?
    • Hoe moet je variëren tussen deze groepen?
    • Wat zijn de belangrijkste tips op het gebied van voeding?
    • Klopt wat en hoeveel je eet, drinkt en beweegt daarmee?
    • Wil en kun je je eetpatroon nog wat gevarieerder maken?
    • Groei je de laatste tijd hard en raak je sneller vermoeid?
    • Welke relatie bestaat er tussen snelle groei, energieverbruik/vermoeidheid, rust/ontspanning, houding en beweging?
    • Op welke manier besteed je hier aandacht aan?
  • De leraar laat de kinderen, onder andere via interviews, antwoorden zoeken op vragen als:
    • Wat doet roken met je gezondheid?
    • Wat voor invloed heeft alcohol op je lichaam en je doen en laten?
    • Hoe ontstaat een verslaving?
    • Wat gebeurt er als je verslaafd wordt?
    • Waarom gaan jonge mensen roken of alcohol drinken?
    • Hoe denk je over roken of alcohol drinken?
    • Hoe denk je over drugs?
  • De leraar oefent met de kinderen eenvoudige eerste-hulp vaardigheden.
  • De leraar geeft gelegenheid om ervaringen uit te wisselen met geneesmiddelen en dokters. Ze laat kinderen antwoorden zoeken op vragen als:
    • Waar kun je met gezondheidsvragen terecht?
    • Wat doet de dokter?
    • Wat doet de jeugdarts/jeugdverpleegkundige?
    • Waarom doet hij/zij dat?
    • Hoe kun je de dokter helpen?
    • Hoe moet je de dokter vragen stellen?
    • Wat zijn geneesmiddelen?
    • Hoe werken ze? Hoe zien ze eruit? Hoe kom je eraan?
    • Wat zijn de risico's van geneesmiddelen?
    • Hoe kun je die risico's zoveel mogelijk beperken?
  • De leraar zorgt voor een goed sociaal-emotioneel klimaat.
  • Zij probeert de school- en thuissituatie zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.
  • Zij stimuleert het zelfvertrouwen van kinderen door ze positief en respectvol te benaderen en rekening te houden met de eigenheid van ieder kind.
  • En door te oefenen in het zelfbewust omgaan met tal van situaties.
  • Zij stimuleert in gesprek en spel het uiten van gevoelens, wensen en opvattingen op een voor iedereen begrijpelijke manier en laat daarbij ruimte voor de gewenste privacy.
  • Zij heeft hierbij bijzondere aandacht voor emotionele veranderingen bij het begin van de puberteit en stelt hierbij vragen als:
    • Wat vind je van de veranderingen die er in en aan jouw lichaam en dat van anderen optreden?
    • Verlopen die veranderingen bij jou hetzelfde of anders dan bij je vriend(inn)en?
    • Waar maak je je zorgen over?
    • Wat zijn je toekomstverwachtingen?
    • Wie kun je om hulp vragen als je met problemen rondloopt?
    • Hoe kun je vriendschappen in stand houden en versterken?
    • Wat kun je doen als je je buitengesloten voelt?
    • Zijn je houding en je gevoelens ten opzichte van meisjes of jongens aan het veranderen? Hoe komt dat?
  • De leraar stimuleert de kinderen in gesprekjes en door middel van drama rekening te houden met gevoelens, wensen en opvattingen van anderen.
  • Zij oefent met de kinderen in (verbeelde) situaties in het oplossen van conflicten op een voor alle partijen passende manier; oefent met de kinderen het samenwerken in een groep.