Oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving - kerndoel 34 - Groep 3 en 4 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.


Groep 3 en 4


Wat doet de leraar?

  • De leraar laat de kinderen via eenvoudige praktijkproefjes ervaren hoe hun lichaam functioneert: spieren, botten, ademhaling, bloedsomloop, en dergelijke.
  • Zij inventariseert bij de kinderen wat ze doen om gezond te blijven en stelt samen met de kinderen een stimulerende 'tiplijst' op.
  • Zij legt uit waar voedsel voor nodig is en waarom met name brood, fruit/groente en melk van belang zijn om ‘s morgens goed te functioneren.
  • De leraar laat, bijvoorbeeld met behulp van animaties, zien wat er in je mond gebeurt als je iets eet of drinkt. Zij zoekt samen met de kinderen naar mogelijkheden om het gebit zo fit mogelijk te houden.
  • Ze nodigt een tandarts uit of speelt zelf de rol van tandarts om duidelijk te maken wat de tandarts doet, waarom en hoe.
  • Zij geeft gelegenheid om ervaringen met ziek zijn en beter worden uit te wisselen en stelt hierbij vragen als:
    • Wat gebeurt er als je ziek bent?
    • Hoe komen ziekmakers in je lichaam?
    • Wat doen ze daar?
    • Wat doet je lichaam ertegen?
    • Wat gebeurt er als je medicijnen hebt gekregen?
    • Wat kun je doen om weer beter te worden?
    • Wie helpt je daar bij?
    • Wat doen ze?
    • Wat helpt je om gezond te blijven?
    • Hoe kun je rekening houden met de gezondheid van anderen?
  • De leraar zorgt voor een goed sociaal-emotioneel klimaat.
  • Zij probeert de school- en thuissituatie zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.
  • Zij stimuleert het zelfvertrouwen van kinderen door ze positief en respectvol te benaderen en rekening te houden met de eigenheid van ieder kind.
  • Zij stimuleert de ontdekkingstocht van de kinderen naar de eigen identiteit.
  • Zij stimuleert in gesprek en spel het uiten van gevoelens, wensen en opvattingen op een voor iedereen begrijpelijke manier en laat daarbij ruimte voor de gewenste privacy.
  • Zij stimuleert de kinderen in gesprekjes en door middel van drama, prentenboeken, e.d. zich in te leven in gevoelens, wensen en opvattingen van anderen.
  • Zij reflecteert met de kinderen op eenvoudige conflicten en maakt gebruik van opdrachten waarin de kinderen de volgende vragen beantwoorden:
    • Heb je wel eens ruzie?
    • Waarom?
    • Waar gaan ruzies over?
    • Hoe kun je zo'n ruzie oplossen?
    • Is ruzie ook wel eens ergens goed voor?
    • Kun je ruzie voorkomen? Hoe?
  • De leraar laat in spelsituaties (simulatie) de kinderen ontdekken dat iedereen deel uitmaakt van diverse groepen, waarin verschillende rollen worden vervuld. Hierbij komen vragen aan de orde als:
    • Waar hoor je bij?
    • Hoe gedraag je je in verschillende situaties?