Oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving - kerndoel 34 - Groep 3 en 4 - Doorkijkje


De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.


Groep 3 en 4


Je lichaam werkt

Meester Gijs besteedt met groep 4, tijdens deze les in de gymzaal, aandacht aan het lichaam en wat er verandert bij lichaamsactiviteit.

Blokje tillen

De kinderen zitten allemaal aan de kant en de meester stelt de volgende op het lichaam gerichte vragen: Hoe adem je nu? Tik eens hardop mee met je hartslag. Hoe klopt je hart? Hoe voelt je huid aan?
Vervolgens laat hij de kinderen een tijdje rennen door de zaal. Op een teken gaan ze weer snel aan de kant zitten. Nu stelt Gijs dezelfde vragen: Hoe adem je nu? Hoe klopt je hart? Hoe voelt je huid aan? Tik met je hartslag hardop mee. Merk je dat het na een tijdje rust weer langzamer gaat? De kinderen moeten hun vinger opsteken als ze denken dat hun adem en hartslag weer zijn zoals ze eerst waren.
Dan geeft Gijs de kinderen allemaal een blokje om op te tillen. Hij stelt daarbij de vraag: Vind je het zwaar? De kinderen moeten nu het blokje een tijdje met gestrekte arm omhoog houden. Meester Gijs vraagt dan: Wordt het blokje nu wel zwaar? Waar gaat je lijf trillen? Waar voel je je spieren? Hoe lang hou je het vol?

Samen gaan staan

In een andere oefening laat meester Gijs de kinderen rug aan rug in tweetallen op de grond zitten. Hij geeft ze de opdracht om met ineen gehaakte armen weer tot stand te komen. Dan vraagt hij: Vond je het moeilijk? En waarom? Welke spieren waren bezig om je weer op te laten staan?

Push-ups maken

Tot slot legt Gijs uit hoe de kinderen zich goed op moeten drukken (push-ups maken): met rechte rug (geen uitstekende billen!) en steeds komen tot een gestrekte armstand. Hij laat goed zien hoe dit kan op een voor de kinderen veilige manier, zonder gevaar voor de rug: liggen op de grond, onderbenen naar bovenbenen vouwen en enkels dan kruisen; nu met rechte rug en gestrekte armen opkomen.
Nadat de kinderen drie push-ups hebben gedaan vraagt meester Gijs: Zou je er nog meer kunnen? Welke spieren werden hier moe van?

Bron: Houterman, K. e.a. (2002). Sociale redzaamheid en gezond gedrag: Lijfstijl. Enschede: SLO.

Ruzie

Juffrouw Kim heeft het met de kinderen gehad over ruzie en conflicten. Ze spraken over conflicten die zich recent in de groep hebben voorgedaan. Nu laat de juf de kinderen een aantal eenvoudige conflictsituaties naspelen.

De kinderen zitten in de kring. Juf Kim schetst een situatie die uitmondt in een conflict. Om beurten spelen enkele kinderen de situatie na. Ze proberen al improviserend het conflict op te lossen. De juf bespreekt de oplossingen na en stelt daarbij vragen als: Wat gebeurde er precies/Waardoor ontstond het probleem? Wat vind je van de gevonden oplossing? Was het een oplossing ten koste van één van de partijen? Wat waren de sterke kanten van de gekozen oplossing? Zijn er ook andere oplossingen mogelijk?

Na afloop van de dramakring moeten de kinderen zelf een conflictsituatie bedenken. Die gaan ze vervolgens tekenen/beschrijven in de vorm van een strip