Oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving - kerndoel 34 - Groep 1 en 2 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.


Groep 1 en 2


Wat doet de leraar?

  • De leraar wekt de belangstelling voor het eigen lijf op door stimulerende activiteiten als een ontdektafel, lijfspelletjes, etc.
  • De leraar oefent met de kinderen hygiënische vaardigheden, met aandacht voor verschillen in gewoonten.
  • Zij stimuleert gezonde ontbijtgewoontes en gezonde tussendoortjes en gebruikt concrete ervaringen om de kinderen het nut daarvan te laten ontdekken.
  • De leraar speelt de rol van dokter en laat de kinderen ervaren wat de dokter doet en waarom. De hierbij gebruikte attributen zijn daarna beschikbaar voor vrij spel in één van de hoeken.
  • Zij stimuleert het uitwisselen van ervaringen met het ziekenhuis en zorgt voor de nodige attributen om gevoelens daarover uit te kunnen spelen.
  • De leraar zorgt voor een goed sociaal-emotioneel klimaat en probeert de school- en thuissituatie zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.
  • Zij stimuleert het zelfvertrouwen van kinderen door ze positief en respectvol te benaderen en rekening te houden met de eigenheid van ieder kind.
  • De leraar stimuleert de ontdekkingstocht van de kinderen naar de eigen identiteit. En stelt hierbij vragen als:
    • Hoe zie je eruit?
    • Hoe weten anderen dat jij het bent?
    • Waaraan herken je anderen?
    • Waarin lijk je op anderen, of juist niet?
    • Wat is speciaal aan jou en anderen? En wat is gelijk?
    • Waar hou je van? En anderen?
    • Wat vind je leuk of fijn?
    • Wat zijn je hobby's?
    • Van wie hou je of wie vind je aardig?
    • Wie zijn je vriendjes?
    • Waarom vind je iemand eigenlijk aardig?
    • Wat vinden anderen aardig aan jou?
  • De leraar stimuleert in gesprek en spel het uiten van gevoelens, wensen en opvattingen op een voor iedereen begrijpelijke manier en laat daarbij ruimte voor de gewenste privacy.
  • Zij reflecteert met de kinderen op eenvoudige conflicten en besteedt hierbij met name aandacht aan hoe ze ontstaan zijn en op welke manier je ze weer op kunt lossen.
  • De leraar gebruikt praktijksituaties om kinderen te laten ervaren dat je elkaar nodig hebt. Ze stelt hierbij vragen als:
    • Waarom heb je elkaar nodig?
    • Hoe kun je samenwerken?
    • Wat moet je dan afspreken?
    • Kun je opkomen voor jezelf?