Oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving - kerndoel 34 - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.


Groep 1 en 2


Mijn lijf

Juffrouw Ilse laat de kinderen ontdekkend bezig zijn met hun lijf. Ze heeft daartoe op een aantal tafels voor diverse activiteiten materialen klaargelegd. Na een korte uitleg wat bij elke groepstafel gedaan kan worden, gaan de kinderen in kleine groepjes de tafels langs.

Bij de ontdektafel bekijken de kinderen hun lijf met het vergrootglas. Ze bekijken hun eigen vel, handpalmen, vingertoppen, nagels, etc. Ze trekken een haar uit hun hoofd om onder de loep te bekijken: zijn beide uiteinden van de haar hetzelfde? Aan welke kant zat het haartje vast? Waarom denk je dat? Daarna bekijken ze het gezicht van andere kinderen in hun groepje: hoe zien sproeten, ogen, de neus, oren, etc. er van dichtbij uit? Waar ontdek je haren? Met een stempelkussen maken de kinderen op papier vingerafdrukken van al hun vingers. Hoe ziet een vinger eruit? Welke patronen zie je erin? Ziet de vingers van iemand anders er hetzelfde uit als jouw vingers?

Een andere tafel is de kieteltafel. De kinderen zoeken bij elkaar kietelplekken. Deze plekken kleuren ze in op een kopieerblad, waarop een lichaam staat afgebeeld. Ze bepalen ook wat erger en minder erg kietelt, met voorwerpen als een veertje, een blokje, een stokje, een kam, een haartje en wat verder voorhanden is. Ook kietelen ze hard en zacht, en veel en weinig. Ze proberen ook zichzelf te kietelen. Lukt dat?Bij de tekentafel kijken de kinderen met spiegeltjes naar hun gezicht. Ze kijken naar hun ogen, mond, ooropeningen, neusgaten, vlekken, etc. Ze zoeken daarbij naar antwoorden op vragen als: welke kleur hebben je ogen? Waar zitten er haartjes op je gezicht? Kun je je eigen oor in de spiegel zien? Hoe? Wat zit er allemaal in je mond? Wat voor haar heb jij? Dan tekenen ze hun eigen gezicht zo precies mogelijk na. Bij de blinddoektafel wordt telkens één kind geblinddoekt. Een ander kind gaat voor hem staan. Het geblinddoekte kind moet dan proberen te raden wie voor hem staat. Dit doet het door te luisteren en te voelen. Een goede vraag om te stellen: hoe wist je dat die-en-die het was?

Dan is er nog een voetentafel. De kinderen kijken hier speciaal naar hun voeten. Schoenen en sokken moeten dus uit. Hoe zien je voeten, tenen en teennagels eruit? Ze raken plekken onder elkaars voeten aan. Waar voel je het meest. Dan omlijnen ze op papier allemaal één voet, knippen de schetsen uit en leggen ze van klein naar groot.

Bron: Houterman, K. e.a. (2002). Sociale redzaamheid en gezond gedrag: Lijfstijl. Enschede: SLO.

Lijfspelletjes

Juffrouw Bianca laat de kinderen met een aantal lijfspelletjes op een speelse manier bezig zijn met 'het lichaam'.

Tik, tik, tik, wie ben ik?

Eén kind zit met zijn rug naar de rest van de groep. De juffrouw wijst een ander kind aan dat vervolgens naar het omgedraaide kind sluipt. Het kind zegt, terwijl het op de rug van het omgedraaide kind tikt: 'Tik, tik, tik, wie ben ik?' Als het kind het fout raadt, mag de tikker diens rol overnemen. Als het antwoord goed is, mag hij blijven zitten. Om het moeilijker te maken mogen de kinderen ook hun stem verdraaien.

Ik ben hetzelfde

De juf laat de kinderen vrij door de speelzaal lopen. Op een teken van haar moeten ze stilstaan. Ze geeft dan steeds een opdracht: zoek iemand die net zo lang is als jij, hetzelfde haar heeft als jij, dezelfde (gym)broek heeft, dezelfde ogen, of die ook een jongen of een meisje is.

Hoofd, schouders, knie en teen

De kinderen raken bij zichzelf de onderdelen van het lichaam aan tijdens het zingen van het liedje: 'Hoofd, schouders, knie en teen'.

Doe eens dat

De kinderen staan in een kring. Ze klappen op de maat en zeggen tegelijk: 'Ik kan dit en ik kan dat. Doe eens dit en doe eens dat.'
Bij de laatste 'dat' wijst de juffrouw een kind aan. Dit kind maakt dan een beweging en de andere kinderen doe de beweging na. Dan wordt het versje weer geklapt en wordt een nieuw kind aangewezen om na te doen.

Erop en erin

De kinderen staan in een kring. De juffrouw roept steeds een woord. De kinderen moeten hierop reageren door te roepen 'Erop!' of 'Erin!' en de juiste bewegingen bij te maken. Juf begint met het woord 'Brood'. Alle kinderen roepen: 'Erin!' en doen vervolgens of ze brood eten. Dan zegt de juf 'Shampoo'. De kinderen roepen 'Erop!' en doen alsof ze shampoo op hun haar smeren. De juffrouw gaat daarna nog verder met: hoestdrankje, melk, pleister, plaksel, snoepje, lippenstift, sap, appel, modder en zonnestralen.

Bron: Houterman, K. e.a. (2002). Sociale redzaamheid en gezond gedrag: Lijfstijl. Enschede: SLO.