Nederlands - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 8 - Groep 3 en 4 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur.


Groep 3 en 4


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen maken een werkstuk in de vorm van een informatieposter. Ze zorgen hierbij voor een aantrekkelijke vormgeving met stukjes tekst en illustraties.
  • Ze schrijven een informatief verslag of een informatief boekje. Ze maken een schrijfplan.
  • Tijdens de planfase denken de kinderen, onder begeleiding van de leraar of samen met groepsgenoten na over vragen als:
    • ‘Voor wie schrijf ik?’;
    • ‘Waarom schrijf ik?’;
    • ‘Wat schrijf ik?’ (zie kerndoel 5).
  • Daarnaast bespreken ze met de leraar vragen als:
    • Hoe kom ik aan informatie?
    • Welke informatie gebruik ik?
  • Bij deze laatste twee vragen gaat het om het verzamelen, selecteren en ordenen van informatie uit enkele bronnen.
  • De kinderen ordenen hun gedachten over het onderwerp.
  • Tijdens de revisiefase reflecteren de kinderen vooral op de inhoud (informatief) en op de structuur. Nadat de kinderen hun teksten herschreven hebben, gaan ze de tekst aantrekkelijk vormgeven en verzorgen:
    • mooie voorkant (in het geval van een boek) met daarop de titel, de auteur(s), eventueel illustrator en een passende tekening of foto;
    • passende illustraties bij de tekst;
    • paginanummering;
    • eventueel inhoudsopgave;
    • correcte spelling en interpunctie;
    • (leesbaar handschrift).
  • Ze maken hierbij gebruik van een lijst met aandachtspunten voor de verzorging van teksten, die ze samen hebben opgesteld.
  • De kinderen reflecteren op hun schrijfproduct en schrijfproces.