Nederlands - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 6 - Groep 7 en 8 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen.


Groep 7 en 8


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen maken zelfstandig (en waar nodig onder begeleiding van de leraar) gebruik van de volgende studievaardigheden:
    • Herlezen
      Ze lezen een tekst (deel) nog eens maar nu met een ander doel, namelijk gericht op het onthouden of overzichtelijk presenteren van de gelezen en begrepen informatie (en/of op het vergelijken van informatie uit verschillende bronnen, het selecteren van informatie en het kritisch beoordelen van informatie - zie kerndoel 7);
    • Schematiseren
      Ze geven met behulp van een schema de structuur van een tekst weer. Ze maken bijvoorbeeld een klassikale woordspin/woordweb/mindmap rond het hoofdonderwerp van een tekst;
    • Onderstrepen
      Ze selecteren belangrijke informatie uit een tekst en onderstrepen of markeren deze;
    • Aantekeningen maken
      Ze schrijven de belangrijkste woorden of zinnen van een tekst op (sleutel- of signaalwoorden) of gebruiken synoniemen of parafrasen hiervan. Eventueel schrijven ze ook eigen reacties op;
    • Uittreksel maken
      Ze schrijven een verkorte weergave van een tekst, waarbij ze de structuur van de tekst volgen. Ze maken hierbij eventueel gebruik van gemaakte schema’s en aantekeningen;
    • Samenvatting maken
      Het maken van een samenvatting is complex. De structuur van de gelezen tekst hoeft niet gevolgd te worden; in een samenvatting kan de informatie anders gestructureerd gepresenteerd worden. Omdat een samenvatting zo beknopt mogelijk moet zijn, moet een kind veel meer informatie integreren dan bij het maken van aantekeningen of een uittreksel. Het kind moet over veel kennis en vaardigheden bezitten om doelgericht te kunnen samenvatten. Het kind moet bijvoorbeeld kennis van tekststructuren hebben en een indeling voor een tekst kunnen maken. Het kind moet voldoende taalvaardig zijn om informatie in heldere bewoordingen kort te kunnen vatten en voldoende grip hebben op de materie om hoofdzaken van bijzaken te kunnen onderscheiden. Het kind moet bovendien afstand kunnen nemen van het taalgebruik van de auteur en van de informatie in de brontekst om die informatie te bewerken tot een nieuw, eigen product. Tenslotte, een samenvatting wordt meestal geschreven voor een extern publiek wat betekent dat gedachten zodanig geordend en geformuleerd moeten worden dat de tekst voor anderen goed te volgen is.