Nederlands - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 5 - Groep 1 en 2 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.


Groep 1 en 2


Wat doet de leraar?

  • De leraar zorgt voor een stimulerende schrijfomgeving met een rijk en gevarieerd aanbod aan materialen:
    • in de klas zijn veel voorbeelden van geschreven taal (bijv. eigen teksten van kinderen, nieuwsbord, labels);
    • schrijfhoek met diverse schrijfmaterialen, letterstempels, magneet- of flanelbord met letters, verschillende soorten papier;
    • wenshoek of wenskist met materialen voor het maken van kaartjes;
    • thematische spelhoek met schrijfmaterialen en eigen teksten van kinderen;
    • computer.
  • De leraar vertoont voorbeeldgedrag: maakt bijvoorbeeld regelmatig in het bijzijn van kinderen notities, schrijft nieuwtjes voor op het nieuwsbord, schrijft de dagplanning met pictogrammen op het bord, houdt een klassendagboek bij. Hiermee ervaren kinderen het functioneel gebruik van schrift.
  • Zij creëert betekenisvolle schrijfaanleidingen of grijpt ze aan.
  • Zij speelt mee in de spelhoek, waarbij zij geschikte aanknopingspunten zoekt om schrijfactiviteiten uit te lokken.
  • Zij accepteert elke vorm van schrijven (tekenen, krabbelen, letterachtige tekens, echte letters, fonetisch schrift).
  • Zij schrijft op verzoek van kinderen bij hun tekening. Zij nodigt het kind uit zo letterlijk mogelijk te dicteren wat zij moet schrijven.
  • De leraar lokt uit tot denken en praten over geschreven taal. Zij praat voorafgaand aan een schrijfactiviteit, zodat kinderen op schrijfideeën komen. Zij voert na het schrijven met kinderen gesprekjes over hun schrijfproduct of tekening.