Nederlands - Taalbeschouwing, waaronder strategieën - kerndoel 11 - Groep 7 en 8 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen:

  • regels voor het spellen van werkwoorden;
  • regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden;
  • regels voor het gebruik van leestekens.

Groep 7 en 8


Wat doet de leraar?

  • De leraar hanteert verschillende didactische werkwijzen ten aanzien van de spelling van woorden. Zij gaat hierbij uit van een didactische lijn voor spelling, waarbij de leerstof is opgedeeld in overzichtelijke eenheden, die tussentijds met behulp van controledictees worden geëvalueerd. Om de motivatie van kinderen voor het leren spellen te stimuleren, is het van belang dat zij succeservaringen opdoen. Dit kan bijvoorbeeld door kinderen aan de hand van grafieken te laten zien welke vooruitgang zij in de tijd boeken.
  • Zij verduidelijkt op systematische wijze de grondregels van clusters van vreemde woorden. Zo belicht zij aan de hand van enkele grondwoorden veel voorkomende spellingpatronen die van een bepaalde taal afkomstig zijn. Bijvoorbeeld: Latijnse woorden waarin een c als k wordt uitgesproken: actie, cactus, seconde. Of woorden uit het Engels, waarbij hetzelfde principe van toepassing is: cake, computer, corner.
  • De leraar besteedt veel aandacht aan instructie en oefening van de werkwoordspelling.
  • Zij geeft instructie in het gebruik van de spellingchecker op de computer.
  • De leraar signaleert aan de hand van het Protocol Leesproblemen en Dyslexie welke kinderen problemen hebben met spellen.
  • Zij begeleidt en stimuleert de kinderen met spellingproblemen extra, aan de hand van de aanwijzingen in het Protocol.