Nederlands - Taalbeschouwing, waaronder strategieën - kerndoel 10 - Groep 3 en 4 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.


Groep 3 en 4


Wat doet de leraar?

  • De leraar begeleidt de kinderen bij het inzetten van strategieën.
  • Zij bespreekt het gebruik van strategieën. Zij bespreekt bijvoorbeeld met de kinderen wat het belang is van een begrijpend leesstrategie, legt uit hoe zij de strategie het beste kunnen uitvoeren. Zij doet eventueel hardop denkend voor hoe zij een strategie inzet. Zij stelt hierbij vragen aan zichzelf en beantwoordt die vragen ook zelf. Door hardop te denken geeft de leraar de kinderen inzicht in het proces van begrijpen.
  • Zij stimuleert dat kinderen gebruik maken van strategieën door:
    • af en toe denkvragen te stellen, waarbij de kinderen bepaalde strategieën moeten toepassen om achter het antwoord te komen;
    • kinderen regelmatig in duo’s te laten werken waarbij ze met elkaar bedenken en bespreken hoe ze te werk zullen gaan;
    • met de kinderen te praten over teksten (en samen te lezen).
  • De leraar voert reflectiegesprekken met kinderen na een uitgevoerde activiteit, waarbij zij kinderen laat vertellen over wat ze gedaan hebben, hoe ze het hebben uitgevoerd en hoe het gegaan is. Zij voert reflectiegesprekken afwisselend individueel, in een kleine groep of in de grote groep.
  • De leraar richt af en toe expliciet de aandacht op problemen die je tegenkomt als spreker, luisteraar, lezer of schrijver.
  • Tijdens een taalactiviteit bespreekt zij met een kind tegen welke problemen het oploopt. Ze zoeken samen naar oplossingen.
  • Na een taalactiviteit is de bespreking gericht op reflectie en op de evaluatie van het proces. Zij bespreekt met de kinderen hoe ze de taak hebben aangepakt. Zij bespreekt ook wat ze doen als ze bijvoorbeeld een stukje tekst niet begrijpen of wat ze doen als ze niets meer weten te schrijven. De kinderen horen zo van elkaar oplossingsstrategieën die ze een volgende keer ook kunnen gebruiken.
  • De leraar zorgt voor transfer. Zij geeft bijvoorbeeld bij een schrijfactiviteit aan dat kinderen gebruik kunnen maken van de geleerde spellingregels en stelt één regel centraal waar ze bij die schrijfactiviteit op gaat letten.