Kunstzinnige oriëntatie - leerlijn B - Groep 3 en 4 - Doorkijkje


leerlijn B: beeldende kunst


Groep 3 en 4


Naar de kunstuitleen , Avontuur aan de muur

In groep 4 wordt druk gepraat over het kunstwerk in de hal van de school. De kinderen gaan vandaag een ander kunstwerk voor de hal uitzoeken bij de kunstuitleen in de stad. In de kunstuitleen kun je kunstwerken van echte kunstenaars lenen. Het zijn geen kunstenaars van vroeger, zoals Rembrandt, maar kunstenaars van nu. Je kunt ze gewoon op straat tegenkomen.

In de kunstuitleen

Een medewerker van de kunstuitleen begeleidt de kinderen bij het kiezen van een kunstwerk. De kinderen vertellen wat ze zelf aan de muur hebben hangen. Een poster van een voetballer, een geborduurd schilderij van oma, een wissellijst met vakantiefoto's. Sommige kinderen hebben dezelfde poster op hun kamer. Kan dat met een kunstwerk ook?

Op een grote witte wand hangen geselecteerde kunstwerken uit verschillende disciplines en stijlen. De kinderen praten over wat ze zien en wat de verschillen zijn. Aandachtspunten zijn: voorstelling, vorm, kleur en de techniek. Bij sommige werken kun je direct zien wat het is, op andere zie je alleen maar vormen.

De kinderen mogen kiezen welk kunstwerk zij het liefst op hun kamer zouden willen hangen? Kunnen ze vertellen waarom? Een van de werken wordt niet uitgekozen: waarom niet? Het heeft geen kleuren, het lijkt niet af. Wat is het eigenlijk? Een gezicht! Van een meisje of een jongen? "Een meisje.", roept iedereen. Is ze vrolijk of niet? Nu vindt iedereen iets anders en dat mag ook. Toch wel spannend om in het zelfde werk iets anders te zien.

Daarna kiezen de kinderen in groepjes een kunstwerk voor de hal van de school. De verschillende keuzes worden bij elkaar gehangen en besproken. Een groepje vindt de warme kleuren van het kunstwerk erg mooi. Je wordt er vrolijk van! Een ander groepje heeft voor een landschap gekozen. Het is heel precies geschilderd: het lijkt wel een foto.

Nu komt het minst gemakkelijke deel: er kan maar één kunstwerk mee naar school. De meeste stemmen gelden.


Bron:
Kunstenlab, Deventer


Toelichting: Kijkwijzer

Een kijkwijzer is een handleiding, een reeks vragen, die je stimuleert om bewuster naar een beeld te kijken.

Voorbeeld van een kijkwijzer
Wat valt je op, wat is je eerste indruk? De kinderen geven een eerste spontane reactie en vertellen wat er bij hen opkomt)
Wat is het, wat stelt het voor? Wat stelt het schilderij, beeldhouwwerk, foto voor?
Wat is het voor gebouw, gebruiksvoorwerp, kledingstuk ? wat is de functie ervan?
Wat zie je allemaal, hoe ziet het eruit? Hoe is het gemaakt? Van welk materiaal?
Welke beeldaspecten spelen een belangrijke rol?
Hoe zijn deze beeldaspecten gebruikt?
Waarom zou het zo gemaakt zijn? Voor wie is het beeld of object bedoeld?
Wat roept het kunstwerk bij je op?
Wat vertelt het beeld je? Hoe en waaraan zie je dat?
Wat vind je er van en waarom? Is je mening anders dan je eerste indruk nu we er wat langer naar gekeken en er over gepraat hebben? Waardoor komt dit?
Als jij zoiets zou maken, hoe zou jij het dan doen?

De vragen in de kijkwijzer zijn heel algemeen gesteld, in de praktijk betekent het dat ze afgestemd moeten worden op het betreffende onderwerp en op het ontwikkelingsniveau van de kinderen. je vraagt kinderen uit groep 5 dus niet: 'Welke beeldaspecten zijn gebruikt?', maar 'Wat kun je vertellen over de kleur van de krokodil en de kleuren van de grond?'

Bron: van Onna, J. & Jacobse, A. (2004). Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Toelichting: Inspiratiebronnen

Bijvoorbeeld:

  • de natuur: mensen, dieren, planten, landschappen;
  • andere kunstwerken/kunstenaars;
  • hedendaagse beeldcultuur;
  • nieuwe media;
  • technologische ontwikkelingen (vanaf groep 7/8);
  • visie op de maatschappij en maatschappelijke ontwikkelingen.

Toelichting: Creatieve processen

Onderzoeken:

je verwonderen, open staan voor allerlei nieuwe indrukken, gericht waarnemen, schetsen, fotograferen, gesprekken voeren, bronnenonderzoek.

Experimenteren:

experimenteren met materialen, technieken, beeldaspecten (kleur, vorm, ruimte etc.), openstaan voor het toeval, nieuwe ontdekkingen, gebruik maken van je verbeelding.

Reflecteren en keuzes maken:

feedback krijgen, leren van je mislukkingen, afstand nemen je werk, analyseren, vergelijken, keuzes maken en plannen uitwerken.

Toelichting: Associaties van kinderen

Beeldende kunst roep bij (jonge) kinderen vaak allerlei associaties op, Een schilderij met bijvoorbeeld een afbeelding van het strand roept bij hen allerlei associaties op over hun eigen vakantie aan zee. Binnen de kortste keren gaat het gesprek niet meer over het schilderij, maar over hun eigen vakantie aan zee.

Toelichting: Autonome en toegepaste kunst

Autonome kunst:

Kunst die geen directe vaste functie heeft noemen we autonoom. Autonoom wil niet zeggen zonder doel, maar op zich zelf staand.

Toegepaste kunst:

Objecten die naast het feit dat ze een verfraaiing of versiering zijn ook een functie hebben, bijvoorbeeld design meubelen of -kleding, sieraden, keramiek, grafische vormgeving.