Kunstzinnige oriëntatie - leerlijn B - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


leerlijn B: beeldende kunst


Groep 1 en 2


Op bezoek in het atelier van Margreet

Margreet is kunstenaar. Haar atelier is midden in de stad. Margreet maakt beelden van keramiek. Ze heeft onder andere haar eigen hond vaak van klei gemaakt.

Voorbereiding

De kinderen uit groep 2 gaan op bezoek bij Margreet. Ze hebben zich goed op dit bezoek voorbereid. Ze hebben boeken met plaatjes van honden en knuffels van honden meegebracht naar school. In de kring vertellen ze wat ze hebben meegenomen en hoe de honden er uit zien. Ze praten over de kleur en de vorm en natuurlijk ook over het materiaal. Een hond van roze pluche is natuurlijk iets heel anders dan een foto van een echte hond!

Atelierbezoek

In het atelier van Margreet liggen en staan heel veel werken van keramiek. De beelden zijn bijna allemaal heel kleurrijk. Er zijn grote en kleine beelden te zien én natuurlijk beelden van de hond van Margreet. De kinderen kijken voorzichtig rond en gaan dan tussen de beelden zitten.

Margreet vertelt dat ze een beeld maakt van klei. Ze laat een stukje klei uit een grote zak zien. Ze vraagt aan de groep of ze zelf wel eens iets van klei hebben gemaakt. Bijna allemaal hebben ze wel eens iets van klei gemaakt.

Er breken heel gemakkelijk stukjes af, dat weten ze allemaal en daarom, vertelt Margreet, bakt ze de klei in de oven. Een hele grote, hele warme oven!

Margreet laat zien hoe ze een beeld van haar hond Zulu maakt. Ze pakt een goot vel wit papier en vraagt of Zulu er op wil gaan liggen. Dan trekt ze met dik krijt Zulu over. De kinderen kijken met open mond toe: dat ziet er mooi uit!

'Maar je tekent geen ogen?
'Vind je die niet mooi?’

Margreet vertelt dat ze juist de grote lijnen van de hond wil laten zien en niet de haren op de staart en de tenen aan zijn poten. Ze vindt juist de omtrek vorm van de hond het mooiste.

Van de tekeningen maakt ze stukken: het lijkt wel een soort puzzel.
"Waarom zijn de beelden van je hond altijd uit stukken opgebouwd?"
Margreet legt uit dat dat is omdat het beeld anders te zwaar wordt en niet meer in de oven past. En eigenlijk ziet het er ook mooi uit!


Op de tekening bouwt Margreet met klei de vorm van de hond na. De hond wordt hol. Iedere keer komt er een stukje bovenop. Je kunt wel zien dat Margreet dit goed kan. Eigenlijk begint ze met een platte tekening, maar het wordt een echte liggende hond!

Margreet vertelt dat iedere hond die ze maakt een andere kleur krijgt. Soms is Zulu blij en wil ze spelen. Dan maakt Margreet haar oranje. Soms is Zulu een beetje verdrietig en dan maakt Margreet haar zwart.

De groep bedenkt zelf nog meer kleuren voor een blije Zulu: "roze, rood of geel" en voor een beetje boze of verdrietige Zulu; "donkerpaars, blauw!"

Op school

In de klas komt een echte hond op bezoek. De kinderen kijken naar de hond en praten over hoe de hond er uit ziet. Na dit bezoek gaan de kinderen zelf een hond maken.

Bron:
Kunstenlab, Deventer


Toelichting: Kijkwijzer

Een kijkwijzer is een handleiding, een reeks vragen, die je stimuleert om bewuster naar een beeld te kijken.

Voorbeeld van een kijkwijzer
Wat valt je op, wat is je eerste indruk? De kinderen geven een eerste spontane reactie en vertellen wat er bij hen opkomt)
Wat is het, wat stelt het voor? Wat stelt het schilderij, beeldhouwwerk, foto voor?
Wat is het voor gebouw, gebruiksvoorwerp, kledingstuk ? wat is de functie ervan?
Wat zie je allemaal, hoe ziet het eruit? Hoe is het gemaakt? Van welk materiaal?
Welke beeldaspecten spelen een belangrijke rol?
Hoe zijn deze beeldaspecten gebruikt?
Waarom zou het zo gemaakt zijn? Voor wie is het beeld of object bedoeld?
Wat roept het kunstwerk bij je op?
Wat vertelt het beeld je? Hoe en waaraan zie je dat?
Wat vind je er van en waarom? Is je mening anders dan je eerste indruk nu we er wat langer naar gekeken en er over gepraat hebben? Waardoor komt dit?
Als jij zoiets zou maken, hoe zou jij het dan doen?

De vragen in de kijkwijzer zijn heel algemeen gesteld, in de praktijk betekent het dat ze afgestemd moeten worden op het betreffende onderwerp en op het ontwikkelingsniveau van de kinderen. je vraagt kinderen uit groep 5 dus niet: 'Welke beeldaspecten zijn gebruikt?', maar 'Wat kun je vertellen over de kleur van de krokodil en de kleuren van de grond?'

Bron: van Onna, J. & Jacobse, A. (2004). Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Toelichting: Inspiratiebronnen

Bijvoorbeeld:

  • de natuur: mensen, dieren, planten, landschappen;
  • andere kunstwerken/kunstenaars;
  • hedendaagse beeldcultuur;
  • nieuwe media;
  • technologische ontwikkelingen (vanaf groep 7/8);
  • visie op de maatschappij en maatschappelijke ontwikkelingen.

Toelichting: Creatieve processen

Onderzoeken:

je verwonderen, open staan voor allerlei nieuwe indrukken, gericht waarnemen, schetsen, fotograferen, gesprekken voeren, bronnenonderzoek.

Experimenteren:

experimenteren met materialen, technieken, beeldaspecten (kleur, vorm, ruimte etc.), openstaan voor het toeval, nieuwe ontdekkingen, gebruik maken van je verbeelding.

Reflecteren en keuzes maken:

feedback krijgen, leren van je mislukkingen, afstand nemen je werk, analyseren, vergelijken, keuzes maken en plannen uitwerken.

Toelichting: Associaties van kinderen

Beeldende kunst roep bij (jonge) kinderen vaak allerlei associaties op, Een schilderij met bijvoorbeeld een afbeelding van het strand roept bij hen allerlei associaties op over hun eigen vakantie aan zee. Binnen de kortste keren gaat het gesprek niet meer over het schilderij, maar over hun eigen vakantie aan zee.

Toelichting: Autonome en toegepaste kunst

Autonome kunst:

Kunst die geen directe vaste functie heeft noemen we autonoom. Autonoom wil niet zeggen zonder doel, maar op zich zelf staand.

Toegepaste kunst:

Objecten die naast het feit dat ze een verfraaiing of versiering zijn ook een functie hebben, bijvoorbeeld design meubelen of -kleding, sieraden, keramiek, grafische vormgeving.