Kunstzinnige oriëntatie - kerndoel 55 - Groep 1 en 2 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.


Groep 1 en 2


  • De leraar stelt reflectievragen tijdens het werken aan de opdracht.
  • Zij stelt reflectievragen bij de nabespreking.
  • Zij stelt zowel open vragen (Wat hoor je? Hoe kun je dat laten zien? Waarmee kun je dat doen? Waar zie je dat aan?) als gesloten vragen en vraagt zo nodig door.
  • Zij betrekt de kinderen bij het gesprek.
  • Zij attendeert de kinderen op werkwijzen en oplossingen voor bepaalde problemen.
  • Zij praat met kinderen over kenmerken van hun werk.

Toelichting: Reflecteren

Reflectie is een belangrijke fase in het creatieve proces. Naast aandacht voor het werk in het algemeen, kijkt de leraar met de kinderen gericht naar de resultaten van hun werk. Dat gebeurt in eerste instantie tegen de achtergrond van de aandachtspunten die de leraar tijdens de introductie en de instructie heeft aangereikt.
De kinderen leren met nuance kijken, luisteren, vergelijken en hun mening te geven. Ze krijgen daardoor informatie over hun gemaakte werk (feedback), die ze in een later stadium weer bij het kijken en vormgeven kunnen gebruiken. Belangrijke aandachtspunten in de nabespreking zijn: een mening geven en beargumenteren en respect kunnen opbrengen voor de ziens- en werkwijze van een ander.

Toelichting: Werk

Bijvoorbeeld: een beeld, tekening, muziekstukje, lied, dans, spel, verhaal of gedicht.

Toelichting: Kunstenaars

Bijvoorbeeld: beeldend kunstenaars, musici, componisten, dansers, choreografen, acteurs, regisseurs, schrijvers, dichters.